dirkherbert

Deze week (25 november 2008) is de sterfdag van mijn vriend Dirk H. Ringenoldus. Dirk – later noemde hij zich Herbert – was een collega in de tijd dat wij samen werkten bij vrouwenblad Margriet en het verdwenen nieuwsmagazine NieuwsNet. Een necrologie.

Op de redactie van Margriet werkte in 1976 een uiterst curieus figuur, die daar nog minder op zijn plaats leek dan ik. Hij had een merkwaardig sikje, vaak een zwart jasje of droeg ook anderszins kleding die in geen enkel opzicht leek te passen bij wat de gewoonte was op de redactie van het vrouwenblad.

Ook in andere opzichten viel hij uit de toon. Zijn taalgebruik deed denken aan dat van mr. A.A. van Agt, de anachronistische premier van Nederland in die dagen. Als hij sprak, krabde hij vaak, van achteren naar voren, aan zijn sikje, waarvan de onderkant in een punt naar voren wees.

Hij zeulde altijd ten minste één loodzware tas met zich mee, meestal met een schouderriem, en vaak ook nog een attachékoffertje. De tassen waren gevuld met stapels bladen, maar ook allerlei apparaatjes die hij bezat. Op de redactie werd destijds nog met typemachines gewerkt, maar Dirk was al volop in de weer met machientjes waarop hij kon schrijven.

Een heel ander apparaat dat hij bezat, was om shagjes te draaien. Het was bijna permanent in gebruik. Daarnaast dronk hij meer dan goed voor hem was. Hij kon in vervoering raken door een nieuw ontdekte biersoort, liefst een Belg uit een klein dorp. Meestal wist hij daar veel over te vertellen. Maar ook was hij gek op rode wijn, hij leerde me dat korenwijn iets heel anders was dan gewone wijn en kon uitweiden over de geneugten van een heerlijke grappa na een goede maaltijd. Van hem kwamen uitdrukkingen als ‘de fles van vijf uur’ als hij vond dat het hoognodig tijd was om eens een klein glaasje te proberen. Een toast was bij hem altijd ‘lechajim’.

Dirk wist over alles wat te vertellen. Hij was met recht een omgevallen boekenkast. Hij bezat een encyclopedische kennis van allerlei terreinen, die vaak voor een groot deel, maar nooit helemaal, klopte. Hij kon echt opgewonden worden over vragen die ik stelde. “Toevallig een onderwerp dat mij buitengewoon interesseert”, zei hij, waarna een verhandeling volgde over dat onderwerp, vaak met allerlei grapjes erin die tamelijk flauw waren maar waar ik toch meestal erg om moest lachen.

De leuke dames van Margriet hingen aan Dirks lippen


Bij de redactie van Margriet viel hij goed in de smaak. De leuke dames die er werkten, hingen aan zijn lippen in de lunchpauzes, want hij was een vermakelijk causeur. Hij kwam bij Elsevier vandaan. Hij reisde per bus, trein en vliegtuig de hele wereld over en voelde zich in Parijs, Los Angeles, Berlijn en New York net zo makkelijk thuis als in Amsterdam of thuis in Stede Broeck – waarbij aangetekend mag worden dat hij in die laatste plaats veel minder werd aangetroffen dan in de andere.

Dirk vatte ogenblikkelijk een warme sympathie voor mij op. Hij had zijn jeugd grotendeels doorgebracht in Haarlem en beweerde uit de vriendenkring van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot, die hij ‘Boedie’ noemde, te komen. De sympathie had ook te maken met mijn gereformeerde achtergrond, die hem zeer aansprak. Hij wees er overigens met nadruk op dat hij niet protestants was. Hij was doopsgezind en zijn club was dus van vóór de reformatie. Eigenlijk beschouwde hij die protestanten maar als kerkscheurders en hij bekeek ze met de nodige achterdocht. Maar meestal vond hij het heerlijk om met mij van gedachten te wisselen over de religieuze kaart van Nederland, waarbij hij met overduidelijk genoegen termen liet vallen als de ‘gereformeerde kerk in hersteld noodverband’. Hij beschouwde mij ook een beetje als lid van die merkwaardige gereformeerde familie. Die konden er nog wel mee door, in tegenstelling tot de katholieken. De r.-k. kerk wantrouwde hij. Overigens: de enigen die het goed zagen, waren de doopsgezinden. Niemand kon je immers vertellen wat je moest geloven. Hij had zijn eigen geloofsbelijdenis geschreven en zo hoorde het.

Dirk was een van degenen bij wie ik mijn hart kon uitstorten. Dat werd niet minder na het opheffen van NieuwsNet, het magazine waar we beiden terecht waren gekomen na onze tijd bij Margriet. Hij was gaan werken bij een andere divisie van de VNU, de Business Press Groep, waar hij schreef over computers, hifi en allerlei hardware. 

“Goedemorgen Dirk, met Martin”, zei ik als ik hem aan de lijn kreeg.

Aan de andere kant van de lijn klonk opgewekt: “Een zéér goede smorgens.” Dirk gebruikte deze opmerking al vele jaren voordat Debiteuren Crediteuren een hit werd op de tv. “Ik moest juist heftig aan je denken.”

Om de kleine trek te bestrijden, werd al snel een portie trappistenkaas besteld


Meestal ontmoetten wij elkaar in het Amsterdamse etablissement de Wildeman. Vaak was hij er net wat eerder dan ik. Als ik de deur openzwaaide, zat hij daar al breeduit op het bankje, zijn loodzware tas naast zich, met alvast een uitstekend Belgisch bier. Om de kleine trek te bestrijden, werd daar al spoedig een portie trappistenkaas of ossenworst naast gezet, wat hij smakkend en met duidelijk genoegen verorberde.

Wij spraken over de toestand in de wereld, de teloorgang van NieuwsNet en roddelden over collega’s. Maar uiteindelijk ging het gesprek altijd over de religieuze lappendeken die Nederland was. Tijdens een zo’n sessie moet ik hem beloofd hebben mee te werken aan een boek over de Tale Kanaäns in Nederland, dat er nooit gekomen is. 

Tijdens een andere ontmoeting, het was een zonnige middag in Amsterdam, vertelde ik hem dat ik naar De Gelderlander in Nijmegen zou vertrekken. We dronken er een glas op en Dirk verzekerde me dat hij me zo snel mogelijk zou komen opzoeken in Nijmegen – voor iemand die nog altijd beschikte over een ov-jaarkaart sowieso geen probleem.

En zo stond hij een tijdje later bij ons, met zijn ‘eega’ zoals hij Noor steevast bestempelde, op de stoep van ons fonkelnieuwe huis voor de house warming party voor collega’s, met name van De Gelderlander en de Volkskrant. Een week te vroeg, de uitnodiging was verkeerd begrepen. Het werd die lentedag in 1991 toch een gezellige avond met Dirk en Noor, en het was ook de laatste keer dat ik hen samen zou zien.

Het volgende samenzijn met Dirk was in etablissement ’t Hoogt in Utrecht. Ik zat aan een tafeltje bij het raam toen hij eraan kwam. Zwarte jas, zware zwarte tas over zijn schouder. Tot zover geen nieuws.

Maar het huisbier dat ik voor hem wilde bestellen, wees hij beslist af. Hij liet een tomatensap doorkomen en wilde er zelfs geen vodka in.Hij keek mij ernstig aan. “Noor heeft mij eruit gegooid”, zei hij. “Mijn leven is een puinhoop. Ik ben ogenblikkelijk gestopt met drinken, want anders gaat het zeker fout.” Jaren lang was hij pas in het holst van de nacht thuisgekomen, vaak niet helemaal nuchter, om ’s morgens weer met een vroege trein naar Amsterdam of een ander ver verwijderd oord te reizen. Dirk betoonde zich deemoedig, maar het was te laat.

We hebben elkaar naderhand nog vaak gezien, maar de ontmoetingen kregen een ander karakter. Dirk veranderde van een man van tegen de 130 kilo in een magere vent. Zijn blauwe overhemd had niet langer moeite zijn embonpoint te omspannen, maar viel ruim over zijn broekband. Ik herkende hem soms nauwelijks als we elkaar na een tijd weer eens zagen. Ook de intervallen tussen onze sessies werden groter. We spraken nog wel over de religieuze puzzelkaart van Nederland, over de Tale Kanaäns, maar onderwerpen als een goede wijngaard in Australië of een meer dan uitstekende trappist stonden nauwelijks meer op de agenda.

Onze maaltijden werden ook soberder, want Dirk moest alimentatie betalen. Ik hoorde zijn betogen aan en betaalde af en toe zijn eten. De drankrekeningen werden niet meer zo hoog als voorheen.

In 2008 overleed hij, 62 jaar oud.

dirkhringenoldus

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum