rene aveskampDe zoon van een ex-collega vraagt mij om verhalen over zijn vader, die deze maand zeventig jaar wordt. Uiteindelijk is mijn hulp niet nodig. Maar ondertussen heb ik denkwerk genoeg verricht voor een geschreven portret van mijn dierbare conculega René Aveskamp, ooit chef nieuwsdienst en buitenland-coördinator bij dagblad De Gelderlander.  

Laat ik beginnen met een gelukwens, voor ik die vergeet. Van harte, René, en nog vele jaren. Zo, en nu dan ter zake. 

De paradox van bijna elke krantenredactie: als je goed genoeg bent als verslaggever, word je meestal beloond met een functie waarbij een beter salaris behoort en waarin je niet meer hoeft te schrijven. 

René Aveskamp is vast een goede verslaggever geweest, maar dat deel van zijn leven speelde zich af in een tijdperk waarin we elkaar nog niet kenden, dus daarover kan ik niet veel zeggen. We maakten pas kennis op een warme dag in augustus 1989. René was toen al chef van de nieuwsdienst van De Gelderlander in Nijmegen. Die functie leek hem op het lijf geschreven. Hij was een nieuwsdier, hij had connecties, hij kende het verspreidingsgebied van de krant en hij was slim. Kortom, aan de meeste voorwaarden om een goede chef te zijn was voldaan. Tactisch optreden tegenover zijn eigen mensen om hen zodoende te inspireren het verhaal van hun leven te maken hoorde daar helaas echter niet bij. Minder begaafde verslaggevers die hij ervan verdacht lui te zijn hadden evenmin veel redenen om op zijn steun en leiding te rekenen.

De redactiezaal waar het algemene deel van de krant werd vervaardigd, was gevestigd op de bovenste verdieping van het Gelderlander-doolhof aan de Lange Hezelstraat in Nijmegen. Het was er in die maand dat ik er mijn intrede deed  zo warm dat tuinslangen op het platte dak werden gelegd om de temperatuur op de redactie nog enigszins draagbaar te maken.

De ego’s van mij en René Aveskamp botsten al snel.

Voor René was dat geen bijzondere situatie. Bijna dagelijks kwam hij in botsing met de verslaggevers aan wie hij leiding moest geven. De nieuwsdienst was een merkwaardige mengeling van bekwame verslaggevers met grote ego’s en een groepje ouderen van wie niet zo veel meer mocht worden verwacht en die de dagen aftelden die hen nog scheidden van het moment waarop zij van het goudgerande Gelderlander-pensioen mochten gaan genieten.

Probeer maar eens een opdracht te geven aan Cees Manders, die correspondent in Rome was geweest en eiste dat boven elke éénkolommer die hij aan het Harris tekstverwerkend systeem wist te ontworstelen, zijn naam werd afgedrukt. Aan Michiel Willems, die alles wist over wapensystemen maar die beschikte over een kritische instelling waarmee hij het gebrek daaraan bij de rest van de redactie meer dan compenseerde. Aan Vincent Ronnes, die eigenlijk alleen voor de gezelligheid werkte omdat hij al een ruim inkomen had aan het café dat hij bezat in het hart van Boxmeer. Aan Boet Kokke, die zijn sporen al ruimschoots had verdiend bij de krant en die zich niets meer liet vertellen, zeker niet door zijn chef. 

En toen maakte ik mijn entree, als ‘ccd’: chef central desk. Nog zo’n ego, en nog wel afkomstig van de Volkskrant. Bij De Gelderlander betekende dat geen hartelijk welkom. Ik moest waden door een poel van achterdocht. Ik was immers iemand met een grote bek, afkomstig uit Amsterdam, de hoofdstad van de allergrootste bekken en als ik dacht dat ik hun in Nijmegen wel even kon vertellen hoe zij het moesten doen, dan zat ik goed fout.

Dagelijks was er een sessie waarbij de adjunct-hoofdredacteur, de chef van de nieuwsdienst en de chef central desk aanwezig waren. Het was de overdracht van wat ‘de dag’ (de nieuwdienst) had voorbereid voor ‘de nacht’ (de central desk). Maar eerst moest ‘de nacht’ spitsroeden lopen. Adjunct en chef nieuwsdienst hadden de klachten van de verslaggevers en de regioredacties over de behandeling van hun kopij verzameld om die aan de ccd voor te leggen. De slechtst denkbare start van de avonddienst, die ook niet zelden eindigde in flinke irritaties over en weer.

Het werd er al niet beter op door het lijstje verhalen-in-spe dat de chef nieuwsdienst, inderdaad: René, vervolgens voorlegde. Het was een in drie kolommen verdeeld overzicht, waarop achtereenvolgens naam van de auteur, onderwerp en eventuele bijzonderheden waren afgedrukt. René was de hele dag bezig geweest met verhalen in de week te leggen resp. in te kopen zoals hij het noemde, en hij slaagde er elke dag opnieuw in de lijst nog cryptischer te maken dan de vorige dag. Het gevolg was dat hij lang aan het woord was om de verhalen toe te lichten en te propageren wat in zijn visie wellicht ‘éénwaardig’ zou zijn, dat wil zeggen geschikt voor de voorpagina.

René was er de man niet naar om iets niet te zeggen waarvan hij vond dat het gezegd moest worden. Geen vergadering kon voorbij gaan zonder dat hij net dat ene puntje moest noemen dat iedereen liever ongenoemd liet. De term ‘om de lieve vrede’ bestond bij hem niet, en hij vond het onzin dat alleen wie zonder zonde was, de eerste steen mocht werpen. Volgens hoofdredacteur Henk Kuyt was René een vakman. In Kuyts jargon betekende dit dat de betrokkene een vervelende kerel was, dat hij hem niet mocht maar dat hij helaas niet om de kwaliteiten van de etterbak heen kon. 

Ik leerde René al inderdaad snel waarderen als vakman. Ik vermoed dat dit ook omgekeerd het geval was, al heb ik daar geen zekerheid over. In ieder geval waren onze ego’s al snel met elkaar in botsing gekomen aangezien ik net zo min als collega Aveskamp behoor tot diegenen die hun mond houden als iets hun niet zint.

Waar het over ging, weet ik niet meer. Wel dat de botsing kort en hevig was en dat René mij, nieuwkomer, toebeet dat hij het mij heel moeilijk kon maken bij De Gelderlander.

Woedend begon ik aan de avonddienst, woedend selecteerden binnenland, buitenland en economie de verhalen voor de krant van de volgende dag om die vervolgens woedend te bewerken voor de nieuwe krant.

Mijn woede zakte in de loop van de avond. De contouren van een nieuwe, mooie krant begonnen zich af te tekenen. 

Uit conflicten ontstaat vaak het beste resultaat, dacht ik met Johan Cruyff. Maar uiteindelijk is samenwerking het belangrijkste.

Aan het einde van de avonddienst heb ik collega Aveskamp opgebeld om het uit te praten. Zijn verbazing was bijna tastbaar. Het woord ‘uitpraten’ stond niet hoog in zijn vocabulaire. Maar al hebben we nooit echt de moeite genomen vrienden te worden, we zijn sindsdien als goede collega’s verder gegaan. 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum