rob de vriesMijn collega Rob de Vries is overleden. Een levensgenieter, die op het laatst de dood met open armen verwelkomde.

Hij noemde me altijd ‘Trijnie’. Vanaf mijn kennismakingsrondje op de redactie van de Amersfoortse Courant in 1970 tot de laatste borrel die we 44 jaar later, in oktober 2014, samen dronken tijdens de jaarlijkse reünie van de redactie — altijd was het ‘Trijnie’. Ik durf er geen vergif op te nemen dat hij m’n echte voornaam wist. Voor Rob de Vries, chef sportredactie van de krant, was er maar één Rep in Nederland en dat was de Oostzaanse schaatsster Trijnie Rep. Johnny Rep speelde op dat moment nog bij ZFC en was buiten Zaandam volslagen onbekend.

Ik realiseer me dat die borrel in 2014 alweer vijf jaar geleden is. Het was in het etablissement Corazon aan de Krommestraat in Amersfoort. Eigenlijk niet het soort tent waar de kroegtijgers van de AC zich van oudsher thuis voelen. Je zit er temidden van huisvrouwen die, moe geworden van het shoppen, graag een cappuccino met een taartpunt naar binnen werken alvorens aan de witte wijn of prosecco te beginnen. Rob de Vries en zijn collega’s uit de jaren zeventig hadden meer met de echte cafés in de Keistad: Achter de Poortwal, de Snuifmolen, Onder de Linde.   

Die kroegen waren ook de plekken waar ik Rob in die jaren het meest aantrof. Collega’s van de sport ontmoet je niet vaak op de redactie. Die zitten ergens in het land een wedstrijd te verslaan, rijden wekenlang door Frankrijk voor de Tour of blijken opeens in Melbourne te verblijven voor de Australian Open. Maar als je Rob in de kroeg tegen het lijf liep, was hij ook zeer aanwezig. Je zou hem flamboyant kunnen noemen, of een levensgenieter — dat is een ander woord voor een overmatige drinker, want dat was Rob. Net als wij allen in die tijd trouwens. “Hé Trijnie, hoe is het? Drink je een biertje van me?”

Als chef sport had Rob de Vries de enige profclub uit de regio, HVC, in zijn portefeuille. Zondagmiddag zat Rob op de tribune in het sportpark Birkhoven. ’s Avonds belde hij met Hennie Hollink, de trainer, om hem zijn verslag van die wedstrijd voor te lezen. Op mijn verbaasde vraag waarom hij dat deed, knipoogde hij naar me. “Goede relatie van me, Trijnie”, antwoordde hij. 

Van Rob werd gefluisterd dat hij wel van de vrouwtjes hield. Ik kan daar geen zinnig woord over zeggen. In ieder geval was Bep, zijn eega, een schat van een vrouw. Samen met mijn Dicky zijn we een paar keer met z’n vieren uit eten geweest in bistro In den Vollen Pot aan het Lieve Vrouwekerkhof in Amersfoort, en na afloop nog even doorzakken in de PPM bar. Dat waren mooie avonden, waarin het wel en wee op de redactie en alle roddels over de collega’s de revue passeerden.

Rob nam het leven niet zo serieus. “Hij was een joviale man”, vertelt fotograaf Brand Overeem me als hij me belt om zijn herinneringen aan Rob te delen. “Maar met de jongens van de sport had ik niet zo veel contact. Veel meer met de collega’s van de stad en de streek, met wie ik vaak op pad was.” 

Overeem werkte bijna een halve eeuw voor de AC, Theo Jongedijk slechts een paar jaar. Toch heeft hij aanzienlijk meer herinneringen aan De Vries, maar die dateren wel van tientallen jaren later. Rob was toen reisredacteur bij de Gemeenschappelijke Pers Dienst (GPD, een samenwerkingsverband van een aantal regionale kranten). Jongedijk, inmiddels werkzaam bij De Telegraaf, kwam zijn voormalige AC-collega weer tegen tijdens een persreis op de oceaanstomer Queen Mary 2. 

Theo: “Een bijzondere ervaring. We hadden tijd voor diepgaande gesprekken en stevige glazen. Aan boord van de QM2 was een legertje Amerikaanse weduwen de erfenis van hun overleden echtgenoten aan het verteren. Voor hen was Rob met zijn gulle lach en in zijn smoking een zeer aantrekkelijke Hollandse heer. We filosofeerden over onze kansen op een rijkeluisleven met zo’n dame. Voor Rob was de jus van het huwelijk er toch wel een beetje van af op het saaie Groningse platteland. Tenminste, die indruk had ik.”

Inderdaad was Rob de Vries overgestapt van de Amersfoortse Courant naar het Nieuwsblad van het Noorden, waar hij adjunct-hoofdredacteur werd. Kort daarna belde hij me op vanuit Groningen. “Hé Trijnie, zou je ervoor voelen chef-buitenland te worden hier?” Dat ik geen ervaring had als buitenland-redacteur, was voor Rob geen bezwaar. “Ik regel dat wel.” Maar dat is hem blijkbaar toch niet gelukt; ik heb er in ieder geval nooit meer iets over gehoord.

Toen ik hem in 2012 voor het eerst weer tegenkwam op een reünie van de Amersfoortse Courant had ik, net als andere ex-collega’s, moeite hem te herkennen. Hij was een oude kale man geworden, minder flamboyant ook. Bep was bij hem vandaan, vertelde hij, ze hadden geen contact meer. Hij was, net als ik, al een tijdje gepensioneerd maar kon het schrijven niet laten en was medewerker geworden van een advertentieblad — journalistiek een stuk lager op de ladder dan de AC, waar hij de grote man van de sport was geweest. Maar Rob leek er niet onder te lijden, het was gezellig en de glaasjes gingen er nog altijd goed in, ook tijdens de nazit in een naburig café.

De volgende jaren was hij er ook steeds bij, tot hij in 2016 ontbrak. Fysiek bleek het niet zo geweldig meer met hem te gaan. Hij was, zo werd bij die gelegenheid verteld, van plan te trouwen met een Russin die hij had ontmoet.

Theo Jongedijk was als een van de weinige collega’s bij dat huwelijk aanwezig. Al snel werden de berichten over zijn gezondheid, die me af en toe bereikten, somberder. Zijn voormalige AC-collega Arjeh Kalmann die hem twee jaar geleden bezocht, schrok zich dood. “Hij zit, of liever gezegd ligt in een rolstoel, is geheel verlamd en kan niet praten. Hij is helemaal opgesloten in zijn lichaam, en was zeer ontroerd me te zien. Hij herkende me, en begreep alles wat zijn vrouw Oxana mij vertelde: dat hij in april 2016 een herseninfarct heeft gehad, dat ze dat bij ziekenhuis Meander in Amersfoort niet onderkend hebben en dat hij bijna dood was; dat hij een tijdlang in een revalidatiecentrum heeft gezeten en in een verpleeginstelling, en dat zij hem nu thuis, in een flat in een voormalig bejaardentehuis, verzorgt, samen met Thuishulp. Het grootste deel van de dag brengt hij door voor de televisie. Contact met zijn ex en zijn zoon en kleinkinderen is er niet. Zijn dochter komt eens in de twee maanden langs, zijn twee broers een keer per jaar.”

De ziekte bond hem jarenlang aan zijn bed. De laatste tijd was hij nauwelijks bij kennis. Vrienden die hem bezochten, waren vol lof over de zorg en toewijding van Oxana.

Eigenlijk wachtte iedereen al maanden op het bericht van zijn overlijden. Dat kwam pas afgelopen week. Arjeh: “Volgens Oxana is hij met een opgeluchte blik op zijn gezicht heengegaan.” Van de flamboyante man van ooit was niets meer over.

devries jongedijk

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum