vangalen eysinkWouter van Galen kocht zijn eerste Eysink toen hij nog geen zestien was. Het was het begin van zijn indrukwekkende verzameling.

Zijn oudere broer Peter reed op een Tomos. Zo’n mooie bromfiets wilde Wouter van Galen ook wel. Om die bij elkaar te sparen, stond hij in een fabriek aan een machine om ringetjes te slaan en liep hij met folders en kranten. Dat z’n prestaties op de mulo daardoor in het gedrang kwamen, interesseerde hem niets. Want op een dag in 1965 was hij wel de enige op school die een bromfiets had. Hij was toen nog niet eens zestien.

Toch werd die Tomos 3L een teleurstelling. Wouter voelde zich niet zo thuis tussen de Tomos-rijders. Die jongens zaten op de hbs en hadden, net als broer Peter, haar tot op hun schouders. Wout was een jongen van de mulo en een vetkuif. 

Toen hij de Eysink ontdekte, wist hij meteen: dit was zijn bromfiets. “De wegligging. De techniek. Het ontwerp.” Wel zo’n driehonderd gulden duurder dan de Tomos, dus opnieuw aan de ringetjesmachine en folders en kranten bezorgen. Eindelijk had hij 925 gulden bij elkaar en kon hij bij de fietsenmaker de bromfiets van zijn dromen aanwijzen. De allermooiste, de zwart-witte.

“Dat gaat niet”, zei de fietsenmaker. “Want als ik die verkoop, heb ik ‘m niet meer.”

Wout kon hoog of laag springen, hij moest een andere bestellen. Dat werd er een met goudkleurige spatborden en een witte tank met rood accent, destijds het populairste model.

Eerste Eysink 1

eerste eysink

Meer dan een halve eeuw staat Wouter van Galen, 72 inmiddels, in een opslagloods in zijn woonplaats en wijst hem aan. “Dat is hem.” Hij heeft hem nog altijd. Net als de zwart-witte, die hij een tijdje later alsnog kocht en waarop hij nog altijd het liefst rijdt. En net als de vele tientallen Eysink-bromfietsen die Wouter in de decennia daarna verzamelde. Van elk model bromfiets dat Eysink vervaardigde, heeft hij er wel een paar. 

Inmiddels ligt het aanbod zo goed als stil. Slechts een doodenkele keer komt hij nog een bromfiets tegen die hij per se wil hebben.

“Zoals deze.” Hij wijst naar een bromfiets die een ereplaats heeft gekregen, op een standaard aan de wand. Het is een Record 1964, met een Victoria EM50 motor en drie handversnellingen. De tweewieler ziet er stoffig uit en er zitten roestvlekjes op de uitlaten. Rijden kan hij niet meer, de hele boel zit vast. Maar Wouter denkt er niet over om hem schoon te maken of weer te laten glimmen. Deze Eysink moet zo origineel mogelijk blijven. Wat is er dan zo bijzonder aan? Wouter: “Dat hij uit Luxemburg afkomstig is, met Luxemburgse papieren. Buiten Holland kwamen zo goed als geen Eysink-brommers voor. Ik kan hem wel dertig keer verkopen, maar deze gaat nooit weg.”

Wouter kon zich toeleggen op het verzamelen van Eysinks dankzij zijn goede zakelijk instinct. Hij begon ooit als boekhouder bij een keukenverkoper. Dat bedrijf nam hij later over; het eerste van de vijf bedrijven die hij in de loop der jaren leidde. In 2000, vijftig jaar oud, vond hij het mooi geweest. Hij verkocht alles. Sindsdien houdt hij zich vooral bezig met sleutelen, verzamelen en met de niet-officiële Eysink-club. Elke woensdagochtend is hij, meestal met een stel Eysink-vrienden, te vinden in zijn opslag. Ze sleutelen en reviseren, maar ze praten vooral over Eysink. 

Een Eysink met dubbele voorremmen, het lijkt zo simpel


Dick Eysink was een geniale ontwerper, zegt hij. “Heb je dit ooit wel eens gezien?” Wouter laat een Eysink zien met dubbele voorremmen. “Het lijkt zo simpel als je ziet hoe ze het gedaan hebben. Maar bedenk zoiets maar eens.” Nog iets bijzonders: Eysink was de enige bromfiets met vijf schokbrekers. Dat leidt tot een betere wegligging en minder slijtage aan de tandwielen.

De bromfietsen werden in Amersfoort alleen maar ontworpen en geassembleerd. Voor de kleine oplagen waarin de brommers werden vervaardigd, loonde het absoluut niet om zelf plaatwerk- of andere machines aan te schaffen. Eysink liet de frames voor de bromfietsen maken door een constructiebedrijf in Soest, de onderstellen bestelde hij bij de Italiaanse vliegtuigbouwer Aermacchi.

De firma Eysink kocht bromfietsen die werden afgedankt terug. Die werden vervolgens gereviseerd: opnieuw gespoten, gezandstraald en zelfs van een nieuw framenummer voorzien. Dat framenummer was niet ingeslagen, maar stond op een plaatje dat aan het motorblok werd vastgeschroefd en kon dus makkelijk worden vervangen. In die tijd kraaide daar geen haan naar.

Een liefhebber doet zijn Eysink niet zomaar weg. Wouter benaderde een mevrouw uit Soest, die een Eysink had waarin hij was geïnteresseerd: een 50 cc motorfiets met een top van 80 km. “Maar voordat ze over verkopen wou praten, wilde ze eerst zien waar die terecht zou komen.” Wouter ontving haar in zijn opslagplaats. “Pas toen ze gezien had hoe goed ik ervoor zou zorgen, was ze bereid hem van de hand te doen.”

In zelf verkopen is hij al helemaal niet geïnteresseerd. Voor het geld doet hij het sowieso niet. “Ik zou er nog eerder een weggeven als ik een echte liefhebber tegenkwam. Aan iemand die dat echt waard is.”

De Eysink-club heeft een stuk of tachtig leden. Aan toertochten doen ze niet. “Onze leden zijn een stuk ouder dan jullie van de Puch-club”, zegt hij. “De meesten zijn al in de zeventig of nog ouder.”

Rijden op de bromfiets doet hij zelf ook weinig meer, zelfs niet op zijn favoriete zwart-witte. Ook niet samen met broer Peter, enthousiast lid van de Puch en Tomosclub Midden-Nederland. Het liefst sleutelt hij een beetje. Hij laat een oude Eysink Record zien van het modeljaar 1962 die nog helemaal uit elkaar ligt maar die straks weer rijvaardig moet zijn. En het allerliefst praat hij over Eysink, en over niks anders. “Achter elke bromfiets zit een verhaal.” 

 

Dit artikel verscheen ook in Puch Magazine #123, het officieel orgaan van de Puch en Tomosclub voor Hollands Midden. 

eysinks

 

Copyright © 2015-2024 Studio Martin Rep Bussum