Haast niemand die het weet, maar overal om je heen zijn schatten verborgen. Ook in de Zaanstreek. Tussen de industriële parels langs de Zaan ga ik met mijn dochter op jacht naar wat anonieme vrijwilligers hebben verstopt. Een verhaal over woodies, travel bucks, magnetische buisjes en coördinaten: geocaching.
De schat is moeilijk te vinden.
We staan naast een typisch Zaans huis, mooi in de groene verf, volgens de informatie op de database ooit de schuur van molen de Jonge Wolf. Die molen is al meer dan honderd jaar geleden verdwenen, de schat die we zoeken lijkt al net zo spoorloos.
Barbara is niet voor één gat te vangen. Uit haar rugzak haalt ze een spiegeltje op een stokje te voorschijn, dat ze als een selfie-stick uitschuift. In de hoogtijdagen van de DDR bekeken de Duitse vopo’s met dergelijke spiegels de onderkant van westerse auto’s bij de grensovergang van en naar het voormalige arbeidersparadijs. Onder de auto kon zich allicht een vluchteling verborgen houden.
Mijn dochter en ik zijn aan het schatzoeken langs de Zaan. Twee weken geleden stapte ik hier aan de overkant aan land na een tocht met de Zaanferry van Amsterdam naar Wormerveer. Ik had genoten van het zicht vanaf het water op de industriële monumenten aan de Zaan. Die wilde ik wel weer eens nader bekijken, het was lang geleden dat ik erlangs had gewandeld. Daarom gaan Barbara en ik vandaag op zoek naar de architectonische schatten die voor iedereen zichtbaar zijn, maar ook naar schatten die heel wat beter zijn verborgen.
Zij is een groot liefhebber van geocaching. Met een vriendin, alleen of met een of twee van haar kinderen trekt ze er geregeld op uit, meestal in de natuur. Ze zoekt van tevoren online uit welke caches, verborgen schatten, ze wil vinden. Ze krijgt soms onderweg puzzels op te lossen, loopt langs prachtige wandelpaden en komt zo op plaatsen waar ze anders nooit zou komen. Aan het einde wacht de beloning in de vorm van een schat, een cache. Die is listig verborgen en soms pas te vinden als je een ‘hint’ opvraagt.
De hint bij de verdwenen molen de Jonge Wolf is dat de schat magnetisch is. Hij zal dus wel zijn te vinden bij het ijzeren hek dat toegang verleent tot een steiger, waar enkele kano’s klaar liggen.
“Maar als dat hek dicht is, moet je er ook bij kunnen”, peinst Barbara. “We moeten dus aan deze kant van het hek zoeken.” Ik loop ondertussen langs het Zaanse huis, misschien weten de bewoners me wat te vertellen over de Jonge Wolf, maar er is niemand thuis.
“Gevonden!”, hoor ik dan roepen. Barbara laat de schat zien. “Ze zitten vaak in een buisje”, zegt ze, “of in een doosje van een filmrolletje.” Aan het buisje is inderdaad een magneet in een plastic zakje bevestigd. Ze draait de buis open, er zitten een minuscuul boekje en een potloodje in. Ze zet haar stempeltje erin en schrijft de datum erbij. Weer een trofee erbij!
De locatie van deze cache was aangegeven op de website van geocaching.com: we wisten dat we bij Voorheen de Jonge Wolf moesten zoeken. Voor de tweede cache, ‘Rijstpellerij Hollandia’, moeten we echt speuren. De auto laten we staan bij de Jonge Wolf, we wandelen langs de Veerdijk en bewonderen de schitterende industriewand langs de Zaan. Ondertussen moeten we goed opletten: we moeten bepaalde jaartallen op de informatiebordjes bij de monumenten noteren en optellen.
Als we een lichte lunch met een voorzichtig glaasje wit nemen op het terras van Batavia (1894, noteert Barbara) vertelt ze enthousiast over haar hobby. Geocaching is rond 2000 ontstaan toen gps-apparaten beschikbaar kwamen voor het publiek. Iedereen kon opeens met gegeven coördinaten een bepaald punt in het landschap opzoeken. Een inventieve Amerikaan begroef ergens een blik bonen en een dollarbiljet en maakte dat via internet wereldkundig. Er kwamen heel veel reacties op. Nu zetten vrijwilligers over de hele wereld caches uit – etenswaren zijn allang verboden –, vaak gecombineerd met puzzeltochten door stad en land. Er is een internationale gemeenschap omheen gegroeid, die een wereldwijd netwerk van caches onderhoudt en bijeenkomsten organiseert waar actieve geocachers trots hun trofeeën laten zien en ervaringen uitwisselen.
Ik ken niet eens alle prachtige gebouwen aan de Wormer kant van de Zaan. Nooit eerder heb ik gelopen langs ‘De Liefde’ en ‘Geloof’, waartussen vreemd genoeg niet de ‘Hoop’ staat, maar ‘Herinnering’. Ik wijs Bar op het verdwenen kantoortje van De Zaanlander aan de overkant, de Zaanweg in Wormerveer, waar ik ooit werkte. Inmiddels heeft zij de gevraagde jaartallen bij elkaar opgeteld en zodoende de coördinaten van de cache gevonden. Hint: iets met blauw en wit. Hoe iemand zo kan goochelen met jaartallen dat je precies hier je schat kunt verbergen is me een raadsel. Barbara moet opnieuw haar toverdoos met gereedschappen aanspreken (een magneet op een stokje) om de cache te pakken te krijgen. “Dit soort dingen moet je wel weten”, mompelt ze, terwijl ze de nieuwe schat tevoorschijn haalt. Weer een stempeltje in het boekje! Ze moppert wel wat over het minuscule papiertje dat in het buisje zit, ze kan haar stempeltje er nauwelijks op kwijt.
Volgende cache, op mijn verzoek: de Bartelsluis. Ik vertel Barbara hoe ik vroeger vanaf het oude redactiekantoor van De Zaanlander bij station Koog-Zaandijk naar de raadsvergadering in Wormer reed: over de Zaanse Schans en via de achterdeur, de Bartelsluis, Wormer in. Ik scheurde er destijds op mijn Puch zo hard voorbij dat ik het prachtige sluiswachtershuisje nooit heb opgemerkt. De sluis naar de Engewormer is lang geleden drooggevallen, maar aan het huisje is nog steeds een vitrine bevestigd met de tarieven voor het schutten. Als je vaartuig niet alleen geschut moest worden maar de brug er ook nog voor open moest, betaalde je drie cent extra. Barbara vindt het buisje in no time.
Tijd voor de laatste cache: de Boerejonker. Ook al zo’n verdwenen molen – in 1898 werd de pelmolen verkocht en opnieuw opgebouwd in Duitsland – maar in Zaandam vooral bekend als de sociale werkplaats van die naam, die zich ongeveer op de plaats van de molen bevond. De vader van mijn vriend Rob was daar directeur.
“Het gebeurde wel dat werknemers op zondag bij hem op de stoep stonden”, vertel ik Barbara, “ze wisten hem te wonen, en dan kwamen ze op de thee. ‘Meneer Berghege is mijn vriend’, zeiden ze trots. Eentje vroeg mijn geboortedatum, en wist binnen twee seconden dat dat een woensdag was.”
Vlak naast De Boerejonker was het slachthuis. Voor mijn vader moest ik daar soms voor een paar stuivers pens voor onze hond halen, daarmee liep ik dan het hele eind terug naar de Meidoornstraat, de klotsende pens in de emmer aan mijn arm.
Het slachthuis bestaat al lang niet meer, er is nu een Bed & Breakfast in gevestigd, ‘De Oude Slaght’. Onze cache is vlakbij, in de Boerejonkerstraat. Ook niet moeilijk te vinden – maar wat een schat!
De cache herbergt een sleutel, waarmee een kastje kan worden geopend. Barbara is extatisch als ze de inhoud ziet. Er zit zelfs een Woodie in, een kleine houten fiche in een plastic zakje, maar ook andere ‘travel bucks’, waaronder een zeer grote die in bijna geen enkele andere cache zal passen, dus die laat ze zitten.
Deze mensen hebben wel heel veel zorg aan hun cache besteed, constateert ze tevreden. Maar de Woodie neemt ze mee. ‘Altijd joepie’, schrijft ze na afloop op de online blog van de cache.