chinasoldatenVerslag in een oude ordner gevonen. Samen met onze vriendin Betsie maakten Dicky en ik in oktober 2002 onze eerste reis naar China. Een bijzondere belevenis, die we bovendien konden combineren met deelname aan het eerste wereldkampioenschap mahjong in Japan. Onlangs vond ik de in internetcafés geschreven en naderhand uitgeprinte mailtjes terug die ik destijds aan familie en vrienden in Nederland stuurde. Gelukkig had ik ook de foto's nog.  


Shanghai

7 oktober 2002

Is dit de ‘hoer van Azië’? Een uurtje geleden stonden we te tai-chi’en in het park langs de grote rivier die dwars door de stad stroomt. Vriendelijke oude dames en heren waren bezig met gymnastische oefeningen waarvan ons de zin ontgaat, anderen waren aan het ballroom dansen op het geluid van een krakende cd- speler. Ze lachten de dikke en onhandige Hollanders die probeerden mee te doen niet uit, maar deden serieus voor hoe ze zich moesten bewegen. Dicky maakte mooie bewegingen met haar armen, maar ze hield haar vingers niet goed. Snap dan toch dat het niet zo moet, zei haar tijdelijke tai-chi-leraar tegen haar, en vouwde haar vingers wat verder naar buiten. Je moet een bal vasthouden, en met die bal beweeg je je rond, vertelde hij haar.

Een beetje verbaasd maar nooit lacherig keken deelnemers en omstanders toe. Ze zagen mij slalommen met mijn videocamera tussen de dansende paren door en waren nieuwsgierig hoe dat eruitzag. Hard lachen maar ook tevreden gezichten als ik hun het resultaat liet zien. “0kay!”

Dit is Shanghai. Ooit broeinest van alles wat slecht en voos was en waar de gelukzoekers uit Oost en West elkaar ontmoetten. Later was het de stad waar Mao voor het eerste zijn gedachten kon laten drukken en verspreiden; weer later - in de 21ste eeuw - de stad waar het nieuwe China zijn gezicht laat zien.

Dat is een gezicht! Ik ben diep onder de indruk. 

Maar laat ik bij het begin beginnen.

Zou ik van vliegen gaan houden? De jumbojet van de KLM brengt ons als een luxueuze touringcar naar het Oosten. Ik heb zelfs geen whiskey nodig om mijn vliegangst te bedwingen, zo heerlijk en ontspannen glijden wij over Europa, over Rusland, Mongolië, zoeven we ontspannen China binnen en landen wij als een veertje op de luchthaven Pudong van Shanghai. Tien uur vliegen -- en dan sta je bij wijze van spreken met je voeten in de Oost-Chinese Zee!

De landing is toch even een teleurstelling. Als we de daling inzetten zien we geen Chinese jonken, geen boeddhistische tempels, geen roodgelakte theehuizen, maar stoffige barakken, groen gras alsof we thuis zijn - Dicky zegt; "Het lijkt Nederland wel". We lopen vanuit de slurf een luchthaven binnen die ook die van Rome of Londen zou kunnen zijn; maar een stuk stiller dan, want het is tien voor zeven 's morgens en we zijn vooralsnog de enigen.

Wel militaire uniformen achter de balie hier, maar geen arrogantie. Een vriendelijk knikje als je je paspoort geeft plus het formulier dat je in het vliegtuig hebt moeten invullen. Er staan wonderlijke vragen op. Niet alleen of je de laatste vier weken in andere landen bent geweest, maar ook of je aids (hiv), keelpijn of verkoudheid hebt. Hoewel ik inderdaad snotterig ben en keelpijn heb, zet ik op het briefje dat mij niks mankeert en onderteken ik deze verklaring met een onbekommerd gemoed. Ondanks de waarschuwende tekst op het formulier dat ik toch wel begrijp dat een valse of onjuiste verklaring ernstige gevolgen voor mij kan hebben.

We maken kennis met Cees, maar eerst het begin van een klein drama op deze vroege zaterdagochtend dat pas gisteravond laat tot een gelukkig einde kwam: Betsie’s koffer is spoorloos. Hoe lang we ook wachten bij de transportband in de hal, er komt geen blauwe Samsonite met haar labeltje erop. Ook een echtpaar dat zo te zien uit India afkomstig is, staat wat hopeloos te kijken.

Toch makkelijk nu dat je met een reisorganisatie op pad bent! Waar is de reisleider? We maken kennis met Cees, een wat morsige Haagse jongen van de gestampte pot, die dit meteen gaat regelen. Met Betsie stapt hij naar de balie om aangifte te doen. Betsie heeft wat schrale troost bij het feit dat ook een ander lid van het Djosergezelschap, Liesbeth, haar koffer kwijt is.

shanghai 2Dan op naar Shanghai, een uurtje rijden vanaf Pudong Airport. Cees vertelt terwijl wij onze ogen uitkijken naar het panorama dat voorbijglijdt. Hoe dichter we bij Shanghai komen, hoe groter, indrukwekkender, spectaculairder en fantastischer de wolkenkrabbers, hotels, kantoren en wat dan ook worden -- tot we over de Bund rijden - zeg maar de Waalkade van Shanghai - en onze monden openvallen bij het aanschouwen van de Pearl Tower en tal van andere volslagen krankzinnige moderne torens. Het standbeeld van Mao heeft daar een prachtig uitzicht op. Zou de oude man daar zelfs nog iets van begrepen hebben, van het kapitalistisch socialisme, waarvan Shanghai het uithangbord vormt? Ik heb nog nooit zo'n spectaculaire stad gezien als deze.

En aan de voet van de wolkenkrabbers krioelen de mensen. Ze hebben zware transportfietsen bij zich waarop ze de meest wonderlijke stellages hebben gebouwd om groenten, rijst, onderdelen, hout en noem maar op te vervoeren. Ze doen alsof ze het heel gewoon vinden dat wij, dikke bleke westerlingen, hier rondlopen. Maar als ik ’s middags een wandeling maak over de promenade langs de rivier, met het schitterende uitzicht over de wolkenkrabbers, schiet een mooi Chinees meisje me aan. Eerst denk ik dat ik een foto van haar en haar vriendje moet maken, maar nee: haar vriendje staat klaar om een foto te  maken van mij met haar! Waaruit bestaat mijn aantrekkelijkheid? We houden het er maar op dat het een combinatie is van mijn lengte, mijn omvang, mijn witte haar en mijn baard.

We bivakkeren in het New Asia Hotel, vlak bij de 'Waalkade' en de Bund. Bivakkeren is niet het juiste woord. Dit is een hotel van de betere middenklasse met luxueuze kamers (eindelijk kunnen we tv-shows in het Chinees bekijken!): ruime bedden, prima douche en alle moderne comfort. Vanuit onze kamer hebben we een prachtig uitzicht op de Pearl Tower (we hoeven maar een klein beetje voorover te leunen).

Bij het begin beginnen is niet zo moeilijk; eindigen, dat is het probleem. Ik heb nu nog niets verteld over Cees, de reisleider, die voortdurend op zoek is naar de lekkerste hapjes en zich niet bekommert om zijn embonpoint. Hij raadt ons aan niet te overdreven Chinees te doen als we het eten niet lekker vinden. "Ik ga straks ook naar de McDonald's hier en een milkshake halen, lekker toch?" "En aan die-en-die boulevard hebben ze een Sofitel en daar zit een echte Franse bakker, die heeft van dat geweldige brood!" "Die varkenshapjes, dat is echt het lekkerste wat je ooit gegeten hebt." Ik heb nog niets verteld van onze zwerftocht door het oude Shanghai waar we het allerkleinste mahjongspel scoren dat we ooit hebben gezien; 's avonds oefenen we ermee in de hotelbar (het wereldkampioenschap komt elke dag dichterbij!), waarbij we op de lachspieren werken van het Chinese bedienend personeel. Ze komen er belangstellend omheen staan en geven allerlei raadgevingen, maar dat wij met die krankzinnige ministeentjes spelen, dat vinden ze echt belachelijk.

Ik heb nog niets verteld van het bezoek aan het Mingstadje hier in de buurt (de naam moet je even van mij tegoed houden); aan de acrobatiekshow van gisteravond in het theater bij het Ritz Hotel, zo'n beetje de chicste hut hier. Ik heb nog niets verteld over de theeceremonie in het mooiste en oudste theehuis van China. Gelukkig hadden we thuis een avondje voorbereiding gehad met buren Kurt en Wied zodat we extra van de heerlijke thee konden genieten.

Ik kan wel vertellen dat Betsie’s koffer gisteravond arriveerde, met twee dagen vertraging. Waar die al die tijd is gebleven is ons nog steeds een raadsel. Misschien wordt dat ooit opgelost.

Nee, ik moet me een beetje beperken. Hoe we deze reis vinden? Geweldig, fantastisch, maar ook heel relaxt. De groep (twintig man) is leuk, gemêleerd, de reisleider oké en: de stad fantastisch.

Shanghai is niet representatief voor China. Het is een· kapitalistische etalage. Er wachten meer China's op ons; het land is tamelijk groot. Vanavond vertrekken we naar Beijing – ja, ik heb 'Peking’ definitief opgegeven – met de nachttrein. Veertien uur lang. Cees heeft beloofd dat het een luxetrip ·wordt, 'in een soort Chinese TGV'.

En na het tai-chi’en vind ik dus zelfs dit internetcafé. Een uur internetten voor 4 yuan: één yuan is 27 guldencenten. Het Chinese Windows start op – zou het werken? Ik heb verhalen gehoord en gelezen over de beperkingen die het regime aan het internet zou hebben opgelegd. Ik tik het adres in van mijn eigen website en ontroering maakt zich van mij meester: daar staat-ie, in volle glorie. De wereld kent geen grenzen meer: Ik  kan mij nog opgeven voor het Gouden Draak Toernooi, op 9 november in het Hongkong aan de Waal, lees ik er.

Heel veel groeten, liefs, natuurlijk ook van Dicky, die het al net zo enorm naar haar zin heeft als ik. Ze is nu de koffers aan het pakken voor de lange treinreis. Iedereen gezond hier, al is die verkoudheid nog steeds niet over. Laat die Chinese autoriteiten dat maar niet in de gaten krijgen.

Liefs, kussen, handen

Martin en Dicky


Beijing

10 oktober 2002

In de slaaptrein naar Beijing - daar stel je je de ergste dingen bij voor. In de praktijk is het hartstikke chic! Er zijn zespersoons coupés en er ruimte zat voor iedereen.

Het is een heel gevecht om bij de trein te komen, dat wel. Een bus brengt ons comfortabel naar het station, maar vandaar moeten we lang sjouwen en trekken met de koffers. Aangezien de trottoirs niet allemaal even goed bestraat zijn, is dat soms een heel probleem.

Op een gegeven moment kom je in een enorme wachtkamer terecht met nog een paar duizend Chinezen. ('Van die Chinezen', zeg je hier om de een of andere reden altijd. Ook nooit: De Chinees, maar: 'zo'n Chinees.' Het zal wel allemaal met vooroordelen te maken hebben, maar dat laten we ons thuis nog weleens allemaal door Kurt uitleggen.)

Over die Chinezen gesproken: over het algemeen prima mensen, hartstikke aardig en hulpvaardig. Natuurlijk willen ze je van alles verkopen, en vooral de straatverkopers zijn weleens hinderlijk. Maar over het algemeen geeft dat geen grote overlast.

chinesemuurNatuurlijk bekijk je dit land vanuit een soort glazen stolp. Je kijkt door een filter en je neemt waar. Wat er in werkelijkheid schuil gaat achter die gezichten weten we niet. Maar dat de mensen over het algemeen vrolijk zijn en niet de indruk maken angstige, geterroriseerde burgers te zijn, lijk me een conclusie die niet te ver gaat.

Armoede? Ja. Gisteravond wandelden we door een hutongwijk, zeg maar een ouderwetse schilderachtige Chinese volkswijk. Deed ons een beetje aan Indonesië denken: kleine verlichte huisjes, waarbij het verschil tussen wonen, werken en slapen nauwelijks bestaat. Een kapperszaak in een woonkamer, de ene kijkt tv, de ander is aan het knippen. Een eethuisje in de kamer, een stoffenzaak bij het licht van een tl-balk... Dit is het eerste stukje authentiek China dat we zien, zeiden we tegen elkaar. Maar wat is authentiek? Er is geen elektriek, geen stromend water, geen toilet in zo'n huisje. Dus, met uitzondering van de oudste generatie die er is geboren en getogen, wil iedereen net zo lief wonen in een van die tienduizenden flatgebouwen die per jaar in Beijing worden opgetrokken. Nu nog maar hopen dat die over twintig jaar nog bewoonbaar zijn.

Het tafereel in die wachtkamer deed me denken aan de film The Immigrant van Charlie Chaplin: duizenden mensen, wachtend op vertrek, met koffers vol bagage. Geen kippen en varkens of andere levende have, maar wel erg veel spullen. Ik vond er een plekje op de grond, schoof mijn spinaback (lekker ruggensteuntje tegen de hernia in mijn rug) en ging lezen in mijn reisboek voor deze reis: The Last Manchu, geschreven door Pu Yi, de laatste keizer van China en hoofdpersoon uit de film van Bertollucci The Last Emperor, die we onlangs, met het oog op deze reis, op dvd hebben gekocht. Maar ik viel al snel in slaap - tot ik werd aangestoten en we weer met de koffer mochten zeulen. China is te geëmancipeerd om er koelies op na te houden.

Die reis in de trein ging dus best. Geen rokers, geen harde muziek, geen ongemak. Ik las verder en dommelde verder. Om tien uur ging het licht uit en een paar minuten later kwamen er spoorwegbeambten om de laatste treuzelaars onder te stoppen.

Een paar uur later, zo leek het, kwamen ze weer langs om de gordijntjes open te trekken. Maar toen was het al halfzeven en kon ik voor het eerst van het uitzicht uit de trein genieten.

Vooralsnog was dat niet erg interessant. Als Beijing zo groot is als België, zoals de Lonely Planet-gids zegt, waarom reizen we dan al niet lang van tevoren door de agglomeratie? Opeens staan we stil. Het is acht uur 's morgens. Welkom in Beijing. De stad van de keizer.

Het is er koud. De ochtend is net begonnen. Opnieuw duizenden krioelende mensen om ons heen. We zeulen weer met de koffers. Cees, de reisleider, kijkt tevreden om zich heen als we in de bus zitten. "Toch weer een mooie luxe bus voor jullie geregeld hè", constateert hij tevreden. We gaan op weg naar het Beijing Exhibition Hotel.

Dat was dinsdag. Geloof ik. Inmiddels hebben we gewandeld op het Plein van de Hemelse Vrede. Hebben we Peking Eend gegeten in het volgens Cees beroemdste en beste restaurant op dit gebied ter wereld. Hebben we de Chinese Muur bewandeld. Hebben we het Zomerpaleis gezien, de Marmeren Boot.

verbodenstadVanochtend heb ik de stad bekeken waar mijn held, Henry Pu Yi, zijn jeugd doorbracht: de Verboden Stad. De paleizen en zalen bekeken waar hij als verwend jongetje speelde en de eunuchen pestte, rondfietste en iedereen de schrik aanjoeg. Waar hij gekroond werd tot de Keizer van Tienduizend Jaren van China, en een paar jaar later werd afgezet.

Ik loop rond en laat dit leven op me inwerken. En dat van zijn voorgangers in de Ching-dynastie: onvoorstelbaar wrede heersers die naar willekeur konden beschikken over leven en dood van hun onderdanen.

Pu Yi kon dat alleen maar over de inwoners van de Verboden Stad – de eunuchen dus – want  dat waren zijn enige onderdanen nadat hij was afgezet als keizer van China.

Een veel machtiger heerser rust op een paar kilometer afstand: voorzitter Mao. Onder zijn regime stierven veel meer mensen. Maar Mao wordt nog steeds vereerd. We staan in de rij tussen duizenden Chinezen die zijn gebalsemde lichaam willen zien. Dat gaat snel! Foto- en videospullen inleveren, langslopen, blik op de dode man werpen, doorlopen, hoppa. Zo bouwen wij mee aan de legende.

Druk? Ja, we doen veel, we barsten van de indrukken, maar het programma is tegelijkertijd heel relaxt. Cees houdt veel van lekker eten en weet overal de beste restaurantjes te vinden. En geloof me, in China kun je geweldig eten en drinken. Er blijft tijd zat over voor borrels, voor een potje mahjong, voor een tukje hier en daar.


Xi’an

13 oktober 2002

Eindelijk! We hebben mahjong gespeeld met Chinezen. Gisteravond liepen we door een volksbuurtje in Xi’an, de stad vlak bij de plaats waar het Terracotta Leger vijfentwintig jaar geleden werd ontdekt. We hadden genoten van heerlijke verse groente in bakjes - het eten met stokjes gaat ons al heel goed af - en van geiten-saté op heel dunne pennetjes.

Enkele leden uit ons gezelschap wilden alles proberen en bestelden slang. In de bakken lagen ook een flink formaat torren te krioelen, maar die hebben we ook maar niet besteld. De slang was trouwens nogal sponsachtig, lieten we ons vanmorgen vertellen.

We dronken er heerlijk Han-bier bij en kleine straatmuzikanten kwamen langs om muziek voor ons te spelen; we mochten liedjes kiezen uit een briefje waar hun repertoire op stond. Ze wezen alvast zelf aan wat ze het liefst speelden. Dat betekende dat er eerst een groepje Xi’an-Beatles optrad, daarna een jongen met een versterkte viool, daarna een student met een klarinet en vervolgens een klein meisje met een gitaar. Het kleine meisje werd eerst opzij geduwd, maar toen ze begon te huilen, mocht ze natuurlijk alsnog spelen. Ze was zo enthousiast dat ze niet wachtte tot de klarinettist klaar was maar zong er dwars doorheen.

terracottalegerVoor 15 yuan per persoon hadden wij ons buikje al weer rond. Hoewel een deel van de groep vervolgens nog naar een 'echt' restaurant ging, hadden de Nijmegenaren genoeg en slenterden een zijstraatje in. Ha! Daar werd het Spel van de Tienduizend Mogelijkheden gespeeld. We bleven natuurlijk geïnteresseerd kijken, want we waren benieuwd of we konden achterhalen hoe ze het deden. Bij een kong werd een speelkaart gegeven, en bij een overwinning ook, dus we namen aan dat die kaarten functioneerden als een soort speelgeld. Vooral toen op een gegeven moment de stand werd opgemaakten de yuan uit de broekzakken vandaan werden getoverd.

Als je het zo goed kunt, waarom speel je dan niet mee, vroeg aan van de Chinezen ons in het Xi’an-dialect. Het was natuurlijk een grapje, maar op hetzelfde moment zat ik al, tot enorm plezier van de omstanders.

Al gauw stond een hele groep te kijken. Het plezier nam hysterische vormen aan toen ik 'pung' riep en een steen opeiste. Dat gaat de goede kant op, dacht ik, maar net toen ik mezelf in een winnende positie waande, sloeg een van de tegenstanders toe.

Hetzelfde gebeurde in het tweede en derde spel. Daarna nam Dicky het over, opnieuw tot groot Chinees plezier. Ook zij deed het prima, maar toch was geen winst voor haar weggelegd.

Het spel was afgelopen. Eén rondje zonder inzet, dat vonden de Chinezen wel genoeg. We bedankten hartelijk, Dicky schudde handjes, ik maakte buigingen en we lieten een verwonderde groep achter. Die Hollanders die mahjong konden spelen hadden hun dag beslist goed gemaakt.

's Avonds in het hotel deden we het gewoon weer met z'n drieën: Betsie, Dicky en ik. Want tussen alle bedrijven door moeten we blijven oefenen voor Japan. Af en toe komen daar ook Chinezen bij kijken. Maar die lachen zich rot om die rare kleine steentjes waarmee we spelen en ze snappen maar niet waarom we zo lang wachten met uitgaan. Uitleggen dat we voor de WK-regels 8 punten nodig hebben, is aan hen niet besteed.

Andere dingen? Ja, natuurlijk. Onze reis verloopt als in een droom. Shanghai, Beijing, Xi’an, het is allemaal even wonderlijk. Smerig soms, fascinerend vaak, mooi soms, lelijk soms. Maar elke dag brengt nieuwe wonderen. Het Terracotta Leger van de Eerste Keizer van China is een krankzinnige gewaarwording. Zesduizend zwijgende krijgers, allemaal even kunstig gemaakt, die al 22 eeuwen het graf van hun vorst bewaken. De tombe van de keizer zelf ligt nog altijd op de archeologen te wachten. We filmen en fotograferen ons suf, we zeggen tegen elkaar dat het zulk fijn weer is, we wandelen tot onze voeten niet meer kunnen, we eten heerlijk, we slapen goed...

Morgen verlaten we Xi’an alweer, een vliegtuig brengt ons naar de volgende bestemming. Het is of we al weken onderweg zijn. En af en toe vinden we een internetcafé en kunnen we toch de verleiding niet weerstaan even te laten weten aan de mensen thuis hoe het hier gaat: even wat van die emoties door te geven; en even te kijken wat jullie hebben beleefd.

Dag Holland, dit was het weer voor de komende tijd. Veel liefs en groeten van Martin en Dicky


Yangshuo

16 oktober 2002

We staan in de lobby van ons hotel in Xi’an te wachten als we buiten opeens een groepje mensen zien staan, keurig in het gelid naast elkaar. Mannetjes en vrouwtjes in nette pakjes vooraan, daarachter de dienstertjes en kamermeisjes van het Long Hai Hotel en daarachter een rij koksmutsen. Dat zal het keukenpersoneel wel zijn.

Een brandoefening? Nieuwsgierig lopen we naar buiten. Bijna worden we omvergemarcheerd door een militant groepje mennekes dat op ons af komt.

Ze gaan op het podium staan voor het verzamelde personeel. Iemand van de hoteldirectie schreeuwt een paar bevelen. De baliemedewerkers, kamermeisjes en koksmaatjes gaan nog strakker in het gelid staan.

hotelinspectieOpeens klinkt keiharde muziek uit een non-hifi-installatie. Dit moet het Chinese volkslied zijn of iets aanverwants. De geüniformeerde mennekes knopen de dundoeken open die ze in hun handen dragen. Daar gaan ze! De bovenste is de rode Chinese vlag met de trotse gele ster van de partij, omkranst door een aantal kleinere sterren. Daaronder een paar andere vlaggen, die we niet herkennen.

Langzaam gaan ze omhoog. Ik loop voor de groep langs en laat de videocamera lopen. Gelukkig kijk ik heel ernstig en geïnteresseerd, zodat ik mijn journalistieke missie tot het einde kan voltooien.

De vlaggen hebben het hoogste punt bereikt. De muziek houdt op. Opnieuw worden een paar bevelen geschreeuwd, en dan een aantal regels die het verzamelde personeel van het Long Hai Hotel herhaalt. 'Ingerukt márs', luidt het laatste bevel, en netjes maar uit het gelid lopen tientallen mensen terug naar hun balie, hun potten en pannen of wat ze maar te doen hebben.

Iedere Chinees heeft altijd wat te doen. De straat vegen bijvoorbeeld. In de hoofdstraten van Xi’an is geen peukje en geen papiertje op straat te vinden. Er is altijd wel een mannetje of een vrouwtje in de buurt die al het vuil in een groot model stoffer schuift met behulp van een bezem. In de zijstraten, waar de gewone Chinezen wonen, is het heel anders. Daar ligt het vuil overal opgetast, en niet in plastic huisvuilzakken, maar in slordige hopen op elkaar, die lekker liggen te stinken.

In het hotel heeft ook iedereen een functie. Ik moet er erg aan wennen dat bij de deuren piccolo's klaarstaan om de deur voor me open te doen. Dat heb ik in Amsterdam of in Parijs nog nooit meegemaakt, maar de gedienstigheid is groot in de Volksrepubliek. Geen wonder, bedenk ik: als je de hele dag niks anders heb te doen dan de deur voor iemand te openen, ben je blij dat er iemand aankomt. De hotelkamer wordt schoongehouden door een heel team: drie meisjes boenen de badkuip schoon, al is die nog niet gebruikt, en een vierde doet de vloer. Elke dag wordt schoon water in de waterkoker gedaan, worden nieuwe theezakjes klaargelegd, nieuwe zeepjes.

Een uniform is heel belangrijk. We zien er talloze als we op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing rondlopen. De gezichten onder de petten zien er erg streng uit dus we durven ze niet te fotograferen, maar achteraf horen we dat dat best had gemogen en dat ze grapjes maken met omstanders. In de Verboden Stad zien we andere strenge militairen in paradepas marcheren.

Een heel bijzondere functie heeft de man in de trein die onze kaartjes komt ophalen. Hij bergt ze zorgvuldig op in een soort multimap en geeft ons er een plastic pasje voor in de plaats. De volgende ochtend komt hij ze weer omruilen. Een wonderlijker vorm van werkverschaffing heb ik nog nooit gezien. Volgens reisleider Cees stamt het gebruik uit de tijd dat de Chinezen niet vrij mochten reizen. Het plastic pasje verhinderde dat ze halverwege de treinreis al uitstapten en dus niet op de van tevoren bepaalde plaats aankwamen.

In winkels en restaurants word je door zeker drie à vier meisjes tegelijk bediend. De ene telt op wat je hebt geconsumeerd - dat is heel erg moeilijk, ondanks de digitale rekenmachines die ze allemaal gebruiken-, de andere kijkt het na en de laatste doet ook nog iets. Ze zijn ook heel nieuwsgierig en willen weten waar je vandaan komt. Hier in Yangshou zijn ze om heel onduidelijke redenen verrukt als je zegt dat je uit Holland komt, en ze noemen meteen Rotterdam. Rotterdam??? Gisteravond vroeg een meisje dat de zuster bleek te zijn van de eigenaar van het restaurant waar we zaten, of ze aan onze tafel mocht plaatsnemen. Ze was heel blij dat ze haar Engels kon oefenen. Hoe kun je zoiets weigeren, al zit je er niet op te wachten? We zijn blij dat we haar toestemming geven, ze is heel aardig en enthousiast, en haar Engels redelijk, al laat de verstaanbaarheid te wensen over. Na enig brainstormen komen we er bijvoorbeeld achter dat met 'pliewood' in werkelijkheid 'private' wordt bedoeld. Ze is dertig, heeft in haar geboortestad Kanton (die nu anders heet) een man en een kind. Het kind groeit op bij haar ouders.

Ben je gescheiden? Divorced? Seperated? Ze heeft geen idee waar we het over hebben. Hoe bedoelt u, marriage breaking up? Dicky legt uit dat dat kan gebeuren als haar man een ander meisje ontmoet. Maar zoiets raars heeft ze nog nooit gehoord. Trouwen is al een heel gedoe in China zodat aan scheiden al helemaal niet valt te denken.

Ondanks al die baantjes en bureaucratische werkverschaffing zijn er nog heel wat Chinezen die buiten de boot vallen. Dat merk je dagelijks op straat als je de bedelaars tegenkomt. Niet dat het er veel zijn - er zijn meer Impuls-verkopers in Utrecht en Arnhem dan zwervers in Beijing, lijkt het - maar ze zijn er nadrukkelijk. Als ze mismaakt zijn, laten ze hun misvormde ledematen uit hun kleren bungelen. Ze liggen midden op straat zodat je moeite moet doen ze te ontwijken, en houden met hun misvormde vingers een plastic bedelnap vast. De Djosers negeren ze en dat is misschien maar het beste. Maar mijn hart breekt als ik het zie en ik probeer steeds wat losse yuan in mijn broekzak te hebben om ze wat te geven. Als het niet uit menslievendheid is, is het ook om van ze af te komen. Wat te denken van iemand die pal voor je gaat staan en zijn groezelige hand uitsteekt met een paar losse munten erin? Of van de man in de metro van Beijing, die op zijn knieën zakt voor ons en ‘kow tows’ brengt: buigingen waarbij het voorhoofd op de grond bonkt?

Kleine kinderen zijn er ook goed in. Ze pakken je hand zachtjes vast. Natuurlijk weet je dat hun ouders verderop staan, maar ik zie mijn eigen kinderen voor me op die leeftijd en duw ze een yuan in de vingers. Als domme westerling doe ik dat weer verkeerd natuurlijk. Als ik weer eens zo'n snoetje niet kan weerstaan, loopt tien tellen later een ander meisje naast me die weet dat deze witte grote man geld in zijn zak heeft. Ga maar naar je zusje, zeg ik harteloos. Als ze begrijpt dat zij niks krijgt, krijg ik een scheldkanonnade over me heen die me lichtelijk van mijn stuk brengt.

karstgebergteEn nu dan Yangshuo. Een groene parel in het mooiste landschap van China, net boven de tropen. Een sfeer als op het hemelse eiland Bali - het Bali dat sinds afgelopen weekeinde zo hemels niet meer is. Groene velden, bomen vol vruchten, in de zon schitterende rijstvelden. Het is er iets te toeristisch om het tot El Dorado uit te roepen, maar wel een heerlijk oord waar ik onmiddellijk een vaste plaats reserveer op het terras van Under The Moon. De ideale plaats om eindelijk mijn wereldschokkende grote roman te schrijven terwijl ik koffie, whiskey en sigaren consumeer, zo bedenk ik. Het landschap rondom Yangshuo is te mooi om waar te zijn. Het is het landschap dat je op Chinese prenten ziet en waarvan je niet gelooft dat het echt bestaat. Ik weet nu ook waarom iedereen het 't mooiste gebergte vindt dat je ooit hebt gezien: het zijn de bergen zoals je die tekende als kind. Eerst trek je een vlakke lijn: de horizon. Daarop teken je grillige bergen, loodrecht op de vlakke grond, of met rare kronkels, soms met grote gaten erin.

Die bergen bestaan echt. De kinderdroom wordt hier bewaarheid. Deze bergen in het vlakke land rond Yangshou maken dat je jeugd terugkomt. En om de idylle compleet te maken, zie je mensen met strooien hoeden, die rijst verbouwen en hun karbouwen hoeden.

We fietsen door dit sprookjeslandschap met een groepje van Djoser. Het is moeilijk om geen fiets te huren hier, de druk van de lokale ondernemers is groot. Maar het is het beste wat je hier kunt doen. Onze gids, die ons voor 40 yuan een groot gedeelte van de dag onder haar hoede neemt, heet Sally; tenminste, dat is de naam die ze heeft aangenomen in haar contacten met de westerlingen. Ze leidt ons langs smalle paadjes, over een waterval, door bosschages, en dat alles terwijl we worden gadegeslagen door de wonderlijke bergen.

broertje puppyBij haar huis aangekomen, haalt ze het pond kousenband dat ze op haar bagagedrager heeft gebonden los en gaat ze voor ons koken. De rest van de familie lijkt het de normaalste zaak van de wereld te vinden dat we in hun huis plaatsnemen en thee drinken. Ze laten vol trots Liling zien, het dochtertje van een broer van Sally. Oma - een vrouwtje dat zo is kromgegroeid dat ze misschien nog maar 1,20 meter is - trekt een krukje bij, familieleden komen een sigaretje roken en bieden ons er een aan, een ondernemende zus - of nicht - verkoopt ons in de tussentijd een setje ansichtkaarten. Dicky is verrukt van de drie puppy’s die hier rondlopen. (Sally kijkt geschokt als ik vraag of zij onze lunch zijn. Maar in Yangshuo is wel een restaurant dat konijn, hond en muis aanprijst op zijn uithangbord.)

De maaltijd is drie sterren waard. Sally kookt op een gaspit die op een laag tafeltje staat. Ondertussen bewonderen wij het eenvoudige interieur. Armoedig? Toch niet echt. Er is een soort wandmeubel, er hangen schilderijtjes en foto's aan de muur, er is een koelkast (die het niet doet en als provisiekast wordt gebruikt) en er is een tv dus elektriciteit.

We prikken met onze eetstokjes in de vele schaaltjes die Sallly op tafel zet. Na een halfuurtje zakken we voldaan onderuit. De familieleden blijven naar ons lachen en proberen een praatje aan te knopen. Dat lukt niet erg, want Engels spreekt (behalve Sally) niemand en ons Chinees is niet veel verder gekomen dan ‘ni hao’ (hallo).

Als we weggaan, komt een van Sally’s broers naast me staan. Meten, gebaart hij. Daarom weet ik nu eindelijk het antwoord op de vraag hoe lang een Chinees is: hij reikt nauwelijks tot mijn schouder.

Martin, en Dicky natuurlijk. Morgen op weg naar Hongkong!


Hongkong 

19 oktober 2002

Dag lieve mensen thuis,

Het laatste bericht uit China – of eigenlijk niet China, maar de SAR Hong Kong, de Speciale Administratieve Regio. Weinig tijd, want een trage pc – gratis internet, dat wel – boven op Victoria Peak met een adembenemend uitzicht over de 'geurige haven'.

Jammer, jammer, dat we maar één dag in deze fantastische stad kunnen blijven. Wat een schittering, wat een verwondering, wat een leven. Alles is opeens duur hier in vergelijking met de Volksrepubliek, en je ziet zakenmensen in plaats van gelijkgeschakelde communisten.

Vanmiddag naar de mahjongwinkel hier in de buurt, en dan op bezoek bij 'mahjongwetenschapper' Alan Kwan, om aan hem de in Duitsland gekochte spellen over te dragen die we voor hem hebben meegenomen. Nog wat sightseeën, eten, drinken, genieten - en dan is het avond geweest en het is ochtend geweest - de laatste dag.

hongkongmahjongshopMaar ach - wat klagen we? Tokio wacht al op ons ;-)

Heel veel groeten en tot gauw

Martin en Dicky


Tokio

24 oktober 2002

Ha vrienden thuis

Even heel kort, want het internetten kost hier een fortuin en ik zit in een bezemkast waar het zweet over mijn bast loopt:

Het WK Mahjong is fantastisch. Er is een geweldige sfeer, de mensen geven allemaal cadeautjes en souvenirs en iedereen wil het Hollandse team (Tom Sloper ut Amerika maakt daar ook deel van uit) op de foto zetten; wij zijn de enigen die in een club-T-shirt optreden. Ik ben voorgesteld aan alle Japanse mahjong-bobo's en ben ook uitgenodigd voor een officieel etentje met de organisatie morgenavond; een hele eer, ik ben Big In Japan;-)

reis2001 tokio1Onze resultaten vallen niet tegen. Het tempo is vol te houden, maar de Japanners (en Chinezen) zijn wel veel gehaaider met al die ingewikkelde oplopende, gemixte en geshifte chowtjes. Toch was ik de allereerste die een winnend spel scoorde op het toernooi, en ik won mijn tafel ook nog in de eerste ronde. Maar daarna zelfs geen enkel spelletje meer gewonnen :-((

Dicky en Betsie staan dan ook inmiddels boven mij. Kijk verder desgewenst op de MahjongNews-website, onder 'wereldkampioenschap' > Tokyo Diary. Daar heb ik een (Engelstalig) verslagje getypt. [Bericht staat niet meer online - MR]

Tot gauw, groeten aan Holland

Martin (en Dicky natuurlijk)


Tokio (2)

25 oktober 2002

Dag lieve mensen thuis

Nou, hetzelfde bericht als gisteren: een geweldige ervaring, dat WK Mahjong. Betsie heeft het eenvoudig geweldig gedaan: ze werd 20ste van de 100!!! Schitterend toch tussen min of meer professionele Chinese en Japanse mahjongspelers. Dicky en ik hebben leuk meegedaan maar kwamen er niet serieus aan te pas: we werden resp. 89 en 94ste. Maar vooral de ontmoetingen met allerlei mahjongspelers waren heel leuk, al snapte je soms geen barst van wat ze zeiden. Vanmorgen aan het ontbijt getafeld met de Taiwanese delegatie, vreselijk leuke lui. Maar ook met de Beijing en de Hongkong-spelers hebben we heel leuke gesprekken gehad. Wie van mahjong houdt, wil hier gewoon bij zijn en wees maar gerust: er zijn volop plannen om van het WK Mahjong een jaarlijks of een tweejaarlijks evenement te maken.

reis2001 tokio2Morgen hebben we een exursie naar onder meer het mahjongmuseum in Chiba, daar kijken we heel erg naar uit. En zondag hebben wij nog een extra dag, we moeten daar nog een programma voor samenstellen.

Nou, veel liefs, zie voor het actuele verslag op www.mahjongnews.com.

En oh ja: ik ben nog steeds 'Big in Japan' Vanavond was ik een van de eregasten aan het officiële afsluitende diner en ik werd als een van de eersten gevraagd de discussie te openen over de vraag: hoe nu verder :-)))

Groeten, liefs

Martin, ook namens Dicky

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum