Beijing

10 oktober 2002

In de slaaptrein naar Beijing - daar stel je je de ergste dingen bij voor. In de praktijk is het hartstikke chic! Er zijn zespersoons coupés en er ruimte zat voor iedereen.

Het is een heel gevecht om bij de trein te komen, dat wel. Een bus brengt ons comfortabel naar het station, maar vandaar moeten we lang sjouwen en trekken met de koffers. Aangezien de trottoirs niet allemaal even goed bestraat zijn, is dat soms een heel probleem.

Op een gegeven moment kom je in een enorme wachtkamer terecht met nog een paar duizend Chinezen. ('Van die Chinezen', zeg je hier om de een of andere reden altijd. Ook nooit: De Chinees, maar: 'zo'n Chinees.' Het zal wel allemaal met vooroordelen te maken hebben, maar dat laten we ons thuis nog weleens allemaal door Kurt uitleggen.)

Over die Chinezen gesproken: over het algemeen prima mensen, hartstikke aardig en hulpvaardig. Natuurlijk willen ze je van alles verkopen, en vooral de straatverkopers zijn weleens hinderlijk. Maar over het algemeen geeft dat geen grote overlast.

chinesemuurNatuurlijk bekijk je dit land vanuit een soort glazen stolp. Je kijkt door een filter en je neemt waar. Wat er in werkelijkheid schuil gaat achter die gezichten weten we niet. Maar dat de mensen over het algemeen vrolijk zijn en niet de indruk maken angstige, geterroriseerde burgers te zijn, lijk me een conclusie die niet te ver gaat.

Armoede? Ja. Gisteravond wandelden we door een hutongwijk, zeg maar een ouderwetse schilderachtige Chinese volkswijk. Deed ons een beetje aan Indonesië denken: kleine verlichte huisjes, waarbij het verschil tussen wonen, werken en slapen nauwelijks bestaat. Een kapperszaak in een woonkamer, de ene kijkt tv, de ander is aan het knippen. Een eethuisje in de kamer, een stoffenzaak bij het licht van een tl-balk... Dit is het eerste stukje authentiek China dat we zien, zeiden we tegen elkaar. Maar wat is authentiek? Er is geen elektriek, geen stromend water, geen toilet in zo'n huisje. Dus, met uitzondering van de oudste generatie die er is geboren en getogen, wil iedereen net zo lief wonen in een van die tienduizenden flatgebouwen die per jaar in Beijing worden opgetrokken. Nu nog maar hopen dat die over twintig jaar nog bewoonbaar zijn.

Het tafereel in die wachtkamer deed me denken aan de film The Immigrant van Charlie Chaplin: duizenden mensen, wachtend op vertrek, met koffers vol bagage. Geen kippen en varkens of andere levende have, maar wel erg veel spullen. Ik vond er een plekje op de grond, schoof mijn spinaback (lekker ruggensteuntje tegen de hernia in mijn rug) en ging lezen in mijn reisboek voor deze reis: The Last Manchu, geschreven door Pu Yi, de laatste keizer van China en hoofdpersoon uit de film van Bertollucci The Last Emperor, die we onlangs, met het oog op deze reis, op dvd hebben gekocht. Maar ik viel al snel in slaap - tot ik werd aangestoten en we weer met de koffer mochten zeulen. China is te geëmancipeerd om er koelies op na te houden.

Die reis in de trein ging dus best. Geen rokers, geen harde muziek, geen ongemak. Ik las verder en dommelde verder. Om tien uur ging het licht uit en een paar minuten later kwamen er spoorwegbeambten om de laatste treuzelaars onder te stoppen.

Een paar uur later, zo leek het, kwamen ze weer langs om de gordijntjes open te trekken. Maar toen was het al halfzeven en kon ik voor het eerst van het uitzicht uit de trein genieten.

Vooralsnog was dat niet erg interessant. Als Beijing zo groot is als België, zoals de Lonely Planet-gids zegt, waarom reizen we dan al niet lang van tevoren door de agglomeratie? Opeens staan we stil. Het is acht uur 's morgens. Welkom in Beijing. De stad van de keizer.

Het is er koud. De ochtend is net begonnen. Opnieuw duizenden krioelende mensen om ons heen. We zeulen weer met de koffers. Cees, de reisleider, kijkt tevreden om zich heen als we in de bus zitten. "Toch weer een mooie luxe bus voor jullie geregeld hè", constateert hij tevreden. We gaan op weg naar het Beijing Exhibition Hotel.

Dat was dinsdag. Geloof ik. Inmiddels hebben we gewandeld op het Plein van de Hemelse Vrede. Hebben we Peking Eend gegeten in het volgens Cees beroemdste en beste restaurant op dit gebied ter wereld. Hebben we de Chinese Muur bewandeld. Hebben we het Zomerpaleis gezien, de Marmeren Boot.

verbodenstadVanochtend heb ik de stad bekeken waar mijn held, Henry Pu Yi, zijn jeugd doorbracht: de Verboden Stad. De paleizen en zalen bekeken waar hij als verwend jongetje speelde en de eunuchen pestte, rondfietste en iedereen de schrik aanjoeg. Waar hij gekroond werd tot de Keizer van Tienduizend Jaren van China, en een paar jaar later werd afgezet.

Ik loop rond en laat dit leven op me inwerken. En dat van zijn voorgangers in de Ching-dynastie: onvoorstelbaar wrede heersers die naar willekeur konden beschikken over leven en dood van hun onderdanen.

Pu Yi kon dat alleen maar over de inwoners van de Verboden Stad – de eunuchen dus – want  dat waren zijn enige onderdanen nadat hij was afgezet als keizer van China.

Een veel machtiger heerser rust op een paar kilometer afstand: voorzitter Mao. Onder zijn regime stierven veel meer mensen. Maar Mao wordt nog steeds vereerd. We staan in de rij tussen duizenden Chinezen die zijn gebalsemde lichaam willen zien. Dat gaat snel! Foto- en videospullen inleveren, langslopen, blik op de dode man werpen, doorlopen, hoppa. Zo bouwen wij mee aan de legende.

Druk? Ja, we doen veel, we barsten van de indrukken, maar het programma is tegelijkertijd heel relaxt. Cees houdt veel van lekker eten en weet overal de beste restaurantjes te vinden. En geloof me, in China kun je geweldig eten en drinken. Er blijft tijd zat over voor borrels, voor een potje mahjong, voor een tukje hier en daar.

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum