sexycooleboy puchIk houd een nieuwe foto in handen van mijzelf met mijn Puch, gedateerd 13 juli 1967. Vondst in een plakboek waarnaar ik jaren naar op zoek was, zonder te weten of het nog bestond, en of het ooit wel bestaan had. 

Het is een fotootje van niks. Onscherp en geschoten met weinig fotografisch gevoel. Het zit vastgeplakt in een schoolschrift van dik een halve eeuw oud, de plakkertjes waarmee het is bevestigd, hebben bruine plekken achtergelaten op de beeldzijde.

Maar wat een vondst! Daar zit ik, in het gras langs een Franse provinciale weg, het bovenlijf ontbloot. Mijn houding is cool en relaxt. Een sigaretje in de linkerhand, het polsbandje van mijn horloge glanst in het zonlicht. Ik zie nu pas wat ik toen niet wist: ik was een sekssymbool. 

Maar, het allerbelangrijkste op deze teruggevonden foto: naast mij in het gras, staat mijn spierwitte Puch Skyrider te blinken. Ik zie het metalen merkplaatje op het frame onder de koplamp, ik weet dat het groen-grijs was; om de kleuren terug te zien heb ik toch genoeg aan dit wazige zwart-witkiekje. Maar zelfs op deze onscherpe foto zie ik een detail dat ik totaal vergeten was. Op de linkerkant van mijn voorspatbord had ik — we gingen immers naar Frankrijk — een enorme NL-sticker geplakt, groot genoeg om op honderd meter afstand te kunnen lezen en waarschijnlijk gemaakt voor een auto. 

De NL-letters staan, weet ik, op een roze-groen reflecterende achtergrond. Dat kan ik niet zien op de foto natuurlijk, maar als ik m’n ogen dichtknijp zie ik het scherp en helder voor me, daar heb ik geen foto voor nodig. Ik kan de Puch, naast me in het gras, dan zelfs bijna ruiken. Ook horen zelfs: ik weet dat het motorblok een beetje tikt terwijl het afkoelt na de lange rit in de hitte van een zeer warme dag in Noord-Frankrijk, donderdag 13 juli 1967. Een groep van zeven jongens uit Zaandam, met zeven brommers op weg naar Parijs, waar niemand van hen ooit was geweest.

Ik zucht van al dat moois waarmee ik, na meer dan vijftig jaar, wordt geconfronteerd en kijk op. “Mag ik het plakboek een tijdje van je lenen?”, vraag ik aan de man tegenover mij. “Dan kan ik het thuis op mijn gemak bekijken allemaal en meteen inscannen.”

Oh, dat is prima, knikt Hans. Hans is de eigenaar van dit oude plakboek. Jarenlang heb ik ernaar gezocht, zonder te weten of het nog bestond en zelfs zonder zekerheid of het ooit had bestaan. Ik wist alleen dat Hans en ik de enigen waren die foto’s hadden gemaakt die reis, en dat Hans de enige was die een reisboek bijhield. Dagelijks maakte hij notities in een klein opschrijfboekje. Alle namen van de plaatsen waar we onderweg doorheen kwamen, noteerde hij trouw. Hij wist niets van Frans, dus het was soms een hele toer voor hem om al die lange namen over te nemen.

“Hoe heet het hier?” We wezen op een bord.

‘Route dégradée’, schreef Hans nauwgezet over. (Naderhand vertelden we hem eerlijk dat het dorpje Mon Idée heette.) 

Hoe verder de reis vergleed naar het verleden, hoe mooier de herinneringen werden. Ik nam niet langer genoegen met mijn eigen plakboek. Ik scande de foto’s opnieuw in vanaf de negatieven en liet er bij Apple een mooi boek van printen. Ik werd steeds nieuwsgieriger naar de aantekeningen die Hans had gemaakt en die ongetwijfeld details zouden bevatten die ik inmiddels vergeten was. Alleen: waar was hij gebleven? Af en toe sprak ik iemand die hem vorige week, of vorige maand, nog ergens was tegengekomen of had gezien. Maar niemand had er ooit aan gedacht zijn adres te vragen. Hoe langer het duurde, hoe onwaarschijnlijker het mij leek dat hij dat boekje met aantekeningen uit 1967 nog zou hebben. Aan de andere kant — weggooien? Wie gooit de herinneringen weg aan de reis van z’n leven? 

martin op puch

En toen stond hij opeens voor me. Afgelopen november tijdens een presentatie van mijn boek ‘De Meidoornstraat’ in het Zaantheater in Zaandam. Hans had een exemplaar gekocht en wilde dat ik het voor hem signeerde. ‘Voor mijn vriend Hans’, schreef ik op het schutblad, nadat ik hem eerst om zijn adres, telefoonnummer en e-mailadres had gevraagd. Hij woonde nota bene pal om de hoek, op tien minuten fietsen van het theater.

Kort daarna maakte ik een afspraak. En nu zat ik bij hem thuis, met uitzicht op de Zaan, en voor mij op tafel, zijn plakboek van de vakantie 1967. Van de reis van zijn leven, want dat was het ook voor hem geweest.

Ik had niet vergeefs gewacht. Of Hans het aantekenboekje nog had, was opeens niet meer van belang. Het reisplakboek maakte alles overbodig. Hij had al zijn aantekeningen netjes overgeschreven en verwerkt in het boek. Overgeschreven tussen de foto’s waarmee het was verluchtigd. Ik kende ze bijna allemaal: mijn foto’s, Hans’ foto’s waarvan ik indertijd afdrukjes had besteld.

Maar niet allemaal. Opeens stuitte ik op dat beeld van het rustende groepje Zaanse jongens, in de berm van de de weg. De dag was warm geweest, zeer warm. We waren die middag om één vertrokken van de camping in Laon. 125 echte kilometers naar Parijs. De wazige foto die Hans had genomen, ergens in de buurt van Villers-Cotterêts, was er het keiharde bewijs van. Het verleden herleefde. 

Bij mij begon langzaam een plan te rijpen. Die reis naar Parijs uit 1967 gaat nog een vervolg krijgen, zo bedacht ik. 

vakantieplakboek1967

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum