puch2020bilthovenVoor het eerst sinds vijftig jaar zit ik weer op de bromfiets waarmee ik ooit de Zaanstreek onveilig maakte. Een verhaal over een Haags dilemma, kâhwe klâhwe en warme liefde, en sleutelen in de woonkamer. “Opzij jongens, maak nou even ruimte voor de pannen.”

Ongeveer op hetzelfde moment dat ik in Bilthoven voor het eerst in een halve eeuw een Puch-bromfiets aantrap, besluit een redacteur van NRC Handelsblad, hemelsbreed 34 kilometer noordelijker, een reportage over ‘Puchstad Den Haag’ op pagina 9 van de krant van die dag te zetten. Die reportage gaat over een Haags dilemma: vervuilende vintage brommers mogen de stad niet meer in, maar hoe moet het nu met die oude Puchs? Want Den Haag en Puch, die horen bij elkaar als de Schilderswijk, de Lange Poten en het Plein.

Ik zou best nog wel een keertje net als vroeger een nachie willen stappen
Op mijn Puch een wijfie halen en daarna dansen in de Marathon
Na afloop op het Rijswijkse Plein een harinkie gaan happen
De dag daarna een kater dus naar Scheveningen, lekker bakken in de zon

O, o, Den Haag, mooie stad achter de duinen
De Schilderswijk, Lange Poten en het Plein
O, o, Den Haag, ik zou met niemand willen ruilen
Meteen gaan huilen, als ik geen Hagenees zou zijn

(Harry Jekkers: 'O O Den Haag')

Toeval bestaat niet. Met Cor van Breukelen, de eigenaar van de brommer waar ik vandaag op mag rondscheuren, heb ik al een paar weken geleden afgesproken samen een ritje te maken. Hij heeft voor mij precies zo’n brommer klaargezet als waar ik vroeger op rondreed, een witte VS50 Skyrider.

Het is een rare ervaring om na vijftig jaar weer op een Puch te zitten. Ik heb sindsdien nooit meer op een brommer gereden, iets als een bromfietsrijbewijs heb ik ook niet. Zou ik het nog wel kunnen? Het motortje start vlekkeloos, maar dan schakel ik verkeerd en slaat de motor af. Net als toen ik voor het eerst wilde wegrijden uit de brommerzaak van ‘De leeuw van Rootselaar’ in de Stationsstraat in Zaandam, april 1966. Ik hoop maar dat ik het rondje door Bilthoven overleef.

Voor zichzelf heeft Cor een zwart exemplaar uit zijn garage gehaald. Hij heeft ze voor het kiezen, want hij bezit liefst zes van deze scheurijzers, die in de jaren zestig massaal werden omhelsd door de Nederlandse jeugd. Niet alleen in ‘Puchstad Den Haag’, maar ook in Amsterdam en tal van andere steden. Ik pendelde destijds op mijn Puch dagelijks van Zaandam naar mijn bescheiden baantje bij dagblad Het Parool in Amsterdam. Eén keer heb ik zelfs een tocht naar de Puchstad gemaakt. Dat was op een steenkoude dag in oktober 1966, ik had op z’n Haags gezegd ‘kâhwe klâhwe’ toen ik er eindelijk was, maar je moet er wat voor over hebben als je verliefd bent. We hadden een afspraak in de lunchroom van De Bijenkorf gemaakt. Ik was er veel te vroeg en tamelijk zenuwachtig; ik had het meisje, een vakantieliefde, al lange tijd niet gezien. Het was een gezellig gesprek, maar na anderhalf uur nam ze beleefd maar heel beslist afscheid. Daarna reed ik terug, langs Wassenaar, door de Haarlemmermeerpolder, met de IJ-pont naar Amsterdam-Noord en dan het laatste stukje naar Zaandam. Het was een lange tocht, ruim zestig kilometer en nog kouder dan de heenreis, nu het vuur van de liefde me niet langer verwarmde.

Over deze en andere Puch-gerelateerde gebeurtenissen schrijf ik regelmatig in het blad van Puch66, de Puch en Tomosclub voor Hollands Midden, waarvan Cor voorzitter (en redacteur, en nog veel meer) is. Vandaar deze uitnodiging voor een gezamenlijk ritje. Voor we op pad gaan, laat hij me een handige jerrycan zien waarmee hij zijn kleine vloot Puchs van brandstof voorziet. De dagen dat er zwaar vervuilende mengsmering in de tank van een bromfiets ging, zijn al lang voorbij. Bij elk benzinestation in de jaren zestig stond een aparte pomp voor mengsmering. Nederland was een typisch bromfietsland. Zodra je België binnenreed, moest je extra handelingen verrichten als je wilde tanken. Je pompte zelf de olie omhoog in een glazen buis om je mengsmering volgens eigen recept te kunnen samenstellen. Een brommer stootte dan ook dikke blauwe rookwolken uit als je motor niet op de juiste manier was afgesteld of als je niet de juiste mengsmering gebruikte. 

Vanwege die vervuilende rookwolken weren tegenwoordig tal van steden de old-timers zoals de Puchs waar Cor en ik vandaag op rijden, maar eigenlijk is dat niet nodig. De meeste enthousiastelingen die deze dure vintage brommers berijden, gooien Ecomaxx in hun tank. Het kost wat — voor een liter betaal je bijna vier euro — maar dan heb je ook superschone brandstof, legt Cor uit. Het is kant-en-klare tweetakt benzine, zonder ethanol, en de mengverhouding is slechts 1:55. “Er komt geen rookwolkje meer uit je uitlaat.”

Rob Stolk bruiloft

Voor mij was er in de jaren zestig maar één brommer mogelijk die ik van mijn eerste zelf-verdiende centen ging kopen (de Puch) en maar één kleur (wit). Het merk brommer gaf de cultuur aan waar je bij wilde horen (‘beatmuziek’, zoals van The Beatles en The Rolling Stones), de kleur kon die keuze nog versterken. Wit was ook de kleur van de Provo’s, van hun wittefietsenplan, hun wittekippenplan, hun Witkarplan en het wittewijvenplan. Zaandammer Rob Stolk reed zijn bruid op een witte fiets naar het stadhuis in zijn woonplaats om te trouwen, gekleed in net zo’n wit spijkerpak als ik me ook had aangeschaft. 

Veel jongens kozen trouwens voor een Tomos, een iets goedkopere imitatie van de Puch, afkomstig uit Joegoslavië. Puch- en Tomosrijders gedoogden elkaar, maar zij vonden elkaar in hun afkeer van jongeren die zich op ‘buikschuivers’ als de Kreidler Florett voortbewogen. Zij werden beschouwd als rockers, vetkuiven of boeren en stonden ver af van de Puch- en Tomosrijders, die gekleed gingen in een legerparka en bij voorkeur suède schoenen van het merk Clark kochten.

Mijn Puch had één nadeel: er mankeerde nogal eens wat aan. En omdat ik over twee linkerhanden beschikte, moest ik nogal eens een beroep doen op mijn vriendje Piet Zwart. Hij vond de Puch maar een rare brommer, maar hij was nooit te beroerd eraan te sleutelen.

Piet was altijd met brommers bezig, de Puch kon er nog wel bij. Niet alleen het erf achter zijn ouderlijk huis aan de Simon Claezstraat in Zaandam lag vol met onderdelen en half-complete bromfietsen, ze werden ook in de woonkamer uit elkaar gehaald, tot zijn moeder de aardappelen gaar had en er ruimte gemaakt moest worden voor de avondmaaltijd. “Opzij jongens, maak nou even ruimte voor de pannen.”

Ik heb heel wat plezier gehad van m’n Puch. Meisjes wilden graag achterop, ik reed er als beginnend verslaggever van De Zaanlander op naar raadsvergaderingen in Jisp en Assendelft en ik beleefde er mooie vakanties mee. Met Piet en een aantal andere vrienden reed ik naar Parijs, met mijn Dicky achterop scheurde ik naar de Veluwe en Zuid-Limburg, maar op het laatst reed ik voornamelijk naar Piet voor de zoveelste reparatie. Ik denk dat ik mijn laatste rit naar hem vijftig jaar geleden maakte. “Ik heb er genoeg van, Piet”, zei ik, “heb jij er nog wat voor over, het is verder een mooi ding.” Hij gaf er zowaar nog 25 gulden voor, “alleen voor de onderdelen, Mart.” Een klokgaaf exemplaar, zoals Cor naar keuze in zijn garage heeft staan, krijg je tegenwoordig niet onder de tweeduizend euro.

Cor zet me een helm op het hoofd, zijn vrouw maakt een paar foto’s. Ik zie er wat minder sexy uit dan toen Dicky voor het eerst achterop zat, ik lijk wel wat zwaarder dan toen en zo’n helm maakt je ook niet stoerder. Maar ik krijg niet veel tijd om daarover na te denken. Cor rijdt de straat uit, ik volg hem. Bilthoven, here I come!

Het schakelen gaat al snel weer goed, het lijkt wel alsof het nog in m’n vingers zit: gas terug, koppeling inknijpen, handel naar achteren draaien en langzaam loslaten als ie in de tweede versnelling staat, gas geven. Meer versnellingen heeft de Skyrider niet.

De wind maakt een fluitend geluid als hij langs oren en helm giert. De Puch is niet bepaald geluidsarm. Ik rijd veel voorzichtiger dan vijftig jaar geleden, toen ik me nauwelijks bekommerde om zijwegen. Pas op stille straten durf ik voluit te gaan. Bij veertig begint hij flink te trillen. Maar ik krijg steeds meer plezier in het rijden en passeer Cor af en toe met de duim omhoog. 

In het verhaal in de NRC lees ik die avond dat de eigenaren van oldtimers in Den Haag voortaan een ontheffing moeten aanvragen. Geen verbod dus, en dat is een hele opluchting voor de liefhebbers. Voor Cor is zo’n ontheffing helemaal niet nodig. “Ik reed achter je en er kwam geen wolkje uit je uitlaat.”

Mijn uitlaat? Was het maar waar. Met spijt lever ik de Puch weer in. Ik hoop maar dat ik niet opnieuw vijftig jaar hoef te wachten tot het volgende ritje.

puch2020 21 puch2020 1 

 

Meer info:

Webite Puch66, de Puch en Tomosclub voor Midden-Nederland

NRC: In Puchstad Den Haag moet de brommer een vergunning hebben

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum