In december zal het vijf jaar geleden zijn dat het grote Franse idool van de yé-yé-rock stierf. In Nederland was hij nauwelijks meer bekend. Toch verdient Johnny Hallyday, met zijn vele miljoenen fans, als geen ander een ereplaats in het tv-programma Chansons! van Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps. Deel 1 van een korte serie verhalen waarin ik mijn liefde belijd voor Johnny Hallyday: hoe ik kennismaakte met het idool van mijn jeugd.
‘Le rock est mort’, de rock is dood, kopte op 7 december 2017 de Franse krant Voici, naast een grote foto van Johnny Hallyday. Frankrijk was in rouw. Het was de dag na het overlijden van de Franse Elvis Presley, de volkszanger van Belgische komaf met een verzonnen Engelse naam. Zijn carrière omspande een halve eeuw. Hij had talloze fans, die hem tot zijn laatste dag trouw bleven. Een miljoen van hen vulden de straten van Parijs om getuige te zijn van zijn uitvaart. Buiten Frankrijk had de kampioen van de slechte smaak nauwelijks aanhangers. Ik was een van hen.
Zaandam, maandag 1 april 1963. In de fietsenstalling van het Zaanlands Lyceum aan de Westzijde roken we stiekem een sigaretje, de peuk goed verborgen in onze jaszak of in de holte van de hand; als je betrapt wordt door een leraar kan je dat een strafmiddag kosten, of die leraar nu zelf aan het roken is of niet. De eerste uren van de nieuwe week — eerst tekenen, daarna scheikunde en Frans — hebben we achter de rug, we zijn nu tenminste wakker, grijnzen we tegen elkaar.
Ik (nog net zestien jaar, deze maand word ik zeventien) sta te praten met klasgenoot Arnoud de Ridder (ook zestien), als Anne van ’t Veer bij ons komt staan.
Anne is bevriend met Arnoud. Ze wonen beiden in Assendelft en maken beiden elke dag de lange rit van een kleine tien kilometer naar het lyceum. Voor Arnoud ruim een halfuur fietsen, Anne woont helemaal in Assendelft-Zuid, niet ver van het Noordzeekanaal, maar toch legt hij die afstand een stuk sneller af, want hij heeft sinds een tijdje een bromfiets.
Met Anne hebben we het soms over muziek. Hij is nogal een liefhebber van Franse chansons, zijn favoriete nummer is ‘J’entends siffler le train’ van Richard Anthony. Zelf heb ik nog geen muziek gevonden die me echt raakt, al luister ik elke zondagavond om elf uur naar Radio Luxembourg, als de Engelse top-twenty wordt uitgezonden. Ik heb The Beatles daar al een paar keer gehoord, maar dat zegt me op dat moment nog niet veel meer dan Adam Faith, Billy Fury of Frank Ifield, Engelse artiesten die buiten hun eigen land niet veel doen. Ik heb nog maar een paar singels—we hebben thuis niet eens een pick-up — zoals Loop de loop van Johnny Thunder, La Bamba van Chubby Checker, Devil Woman van Marty Robbins en een ep (extended play) met morbide liedjes van Jaap Fischer.
Op het Zaanlands Lyceum is jazz de muziek bij uitstek. Jazz-avonden in De Waakzaamheid in Koog worden steevast door veel leerlingen van het lyceum bezocht. Zelf heb ik er niet zo veel mee, maar zeker ook niet met rock ’n roll. Rock, dat is Elvis (ambachtsschool) of zijn Engelse epigoon Cliff Richard (huishoudschool). Franse chansons, die passen beter bij me, maar zijn toch wel een beetje moeilijk te verstaan. Ja, zo’n chanson als Les feuilles mortes van Juliette Gréco is prachtig, ‘monsieur Lemaire’, van wie we Frans krijgen, heeft de tekst — een gedicht van zijn favoriete dichter Jacques Prévert — in de klas behandeld. En Juliette Gréco is natuurlijk ook een vrouw om bij weg te dromen, haar zwarte kleding, zwarte ogen, omfloerste stem, terwijl de rook van de Gauloise in haar hand langs haar gezicht omhoog kringelt…
“Jullie zijn aan ’t roken?’, ziet Anne. Arnoud biedt hem een haaltje aan van z’n sigaret, wat dankbaar wordt aanvaard. Dan barst Anne los:
“Wat ik gisteravond heb meegemaakt, niet te geloven.” En, op onze vragende blikken: “Concert van Johnny Hallyday in het Concertgebouw. Fantastisch…!” Anne maakt een paar heupbewegingen en slingert z’n voet hoog de lucht in.
“Ik stond daar te twisten op het podium”, gaat hij door, “zo ongeveer náást Johny Hallyday.” Arnoud en ik kijken een beetje ongelovig, maar Anne is nog maar net begonnen. Hij had een zitplaats op het podium gehad, met rechtstreeks zicht op de zanger, je kon z’n zweet bijna ruiken.
Dat van dat zweet klopt zeker, als ik lees wat de kranten schrijven over het concert van de ‘teenagerzanger’ waar Anne is geweest. Het was al net zo erg als rock ’n roll, het was zweten en gillen en hysterie.
‘En dan’, schrijft recensent H.J. Oolbekkink in Het Parool,
‘gaat Hallyday pas goed zijn microfoon-erotiek bedrijven: hij streelt het instrument, pakt het vast, zakt ermee naar de vloer — een elektronische omhelzing, waar de zaal collectief aan meewerkt; er wordt gekreund, gegild, getwist, op de balkons en in de gangpaden.’
Dagblad De Waarheid, in een groot verslag op pagina 3, met foto:
‘Hij zong. Vraag ons niet wat precies. We herinneren ons alleen duidelijk het ‘Retiens la nuit’, waarin Johnny bewees echt wel te kunnen zingen. Verder was het vrijwel steeds een en het zelfde ritme, met melodie als bijzaak.’
Zweten doet Johnny inderdaad op dat podium, zie ik een paar weken later op de televisie, als de VPRO het concert uitzendt. Een stroom druppels glijdt van z’n gezicht af, terwijl hij zijn ene succesnummer na het andere ten gehore brengt. Ondertussen willen de jongelui op het podium meetwisten met Johnny, maar ze worden steeds snel door zenuwachtige zaalwachters gemaand weer te gaan zitten.
Johnny, net negentien jaar, is fascinerend. Een bos haar die niet zoals bij Elvis met Bryllcreem bij elkaar wordt gehouden maar alle kanten op gaat. Die stroom van zweetdruppels, maar vooral: de twist. Johnny danst als een Fred Astaire en Gingers Rogers tegelijk, zijn armen, benen en heupen gaan alle kanten op. Zijn katachtige ogen speuren door de zaal, af en toe wijst hij een mooi meisje aan alsof hij voor haar speciaal L’idole des jeunes zingt.
Les gens m'appellent l'idole des jeunes
Il en est même qui m'envient
Mais ils ne savent pas dans la vie
Que parfois je m'ennuie
De mensen noemen me tieneridool
Er zijn er zelfs die jaloers op me zijn
Maar ze weten het niet in het leven
Dat ik me soms verveelIk ben op zoek naar diegene die ik de mijne zou willen noemen
Maar hoe haar te vinden?
De tijd gaat weg, de tijd neemt me weg
ik ga gewoon voorbijIn de nacht ga ik alleen van stad naar stad
Ik ben gewoon een steen die altijd aan het rollen is
Ik kreeg een fortuin en veel meer, mijn naam kom ik overal tegen
Toch ben ik gewoon op zoek naar liefde.
Wie zou ook niet Johnny Hallyday willen zijn? Ik zeker wel; ik ben nog niet veel verder gekomen dan een stille liefde voor mijn klasgenootje Patty Visser. In ieder geval ben ik gewonnen voor Johnny Hallyday. De volgende ochtend in het fietsenhok, opnieuw een peuk in de hand, vertel ik Anne van ’t Veer hoe ik van het concert genoten heb.
Johnny Hallyday in het Concertgebouw Amsterdam, 31 maart 1963
https://www.youtube.com/watch?v=WDa-fEwr6g8&t=918s
Deel 2
In het voetspoor van Johnny Hallyday
Vijf jaar geleden overleed Johnny Hallyday, de buiten Frankrijk nauwelijks bekende wereldberoemde rockzanger. Ik wil eerherstel voor de ‘vergeten’ Franse rocker en een ereplaats voor hem in Chansons! van Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps. Deel 2 van een korte serie: ik duik in mijn platenkast en bezoek het theater waar hij ooit zijn grote successen vierde.
Johnny Hallyday was niet voor niets van Parijs naar Amsterdam gereisd om een concert te geven in het Concertgebouw. Anne van ’t Veer, met wie ik wel eens stiekem een sigaretje rookte in de fietsenstalling van het Zaanlands Lyceum en die Johnny’s concert had bijgewoond, was niet de enige geweest die onder de indruk was van het onstuimige optreden van de ‘Franse Elvis Presley’. De Nederlandse ‘teenagers’ reageerden enthousiast toen de VPRO half april 1963, drie weken na het concert, de beelden op tv uitzond. Wat een energie, wat een dynamiek, maar ook: wat een songs.
Dat zijn liedjes vrijwel zonder uitzondering Franse covers waren van Amerikaanse hits, ontging vrijwel iedereen. Zijn smartlap L’idole des jeunes, waarin hij zijn eenzaamheid als tieneridool bezingt, klonk authentiek Frans; het origineel, Teenage Idol van Ricky Nelson, was hier nauwelijks bekend. Tender Years van George Jones stond in 1961 zeven weken op de eerste plaats in de Amerikaanse country-hitlijst, maar country was zo goed als onbekend in Nederland, en toen Johnny Hallyday er twee jaar later, kort na zijn concert in Amsterdam, een gevoelige ballade van maakte met de titel Tes tendres années, ging die regelrecht naar de eerste plaats van de Tijd voor Teenagers Top-10.
Het nummer maakte zo’n indruk dat het jonge Nederlandse zangeresje Willeke Alberti er in hetzelfde jaar een Nederlandse versie van maakte. Dat werd Spiegelbeeld, en die plaat belandde niet alleen ook op de eerste plaats, maar zou zich als een van de grootste hits ooit voorgoed in het Nederlandse collectieve geheugen nestelen.
Johnny had geen enkele last van The Beatles, die op dat moment al met She loves you overal ter wereld de hitlijsten bestormden. Hun volgende plaat, I want to hold your hand, zou hun eerste nummer 1 worden in Nederland, in februari 1964. Maar toen had Johnny Hallyday al zijn tweede nummer één in Nederland gescoord. Vier weken lang stond hij, met een originele Franse chanson, Pour moi la vie va commencer, op de eerste plaats. De song kwam van de soundtrack van de film D’où viens-tu, Johnny?, die Johnny maakte met Sylvie Vartan, het mooiste meisje van de klas, een succesvol zuchtmeisje, zijn eerste echtgenote en de moeder van zijn oudste twee kinderen. Het zou de laatste Nederlandse hit worden van Johnny Hallyday.
Johnny laat zijn Nederlandse fans in de steek
Was het een doelbewuste beslissing van de platenmaatschappij van de Franse rocker om zich voortaan uitsluitend te richten op landen waar Frans wordt gesproken? Het moet haast wel. The Beatles en in hun voetspoor The Rolling Stones en al die andere Britse bands bestormden de hitparades in de VS en Europa — inclusief Frankrijk. Maar wat werd een van de grootste hits ooit van Johnny Hallyday? Le pénitencier — een uitstekende vertolking van een Amerikaanse traditional, daar niet van, maar wie The house of the rising sun van The Animals één keer heeft gehoord, raakt toch niet onder de indruk van Johnny’s coverversie.
Zo koos Hallyday ervoor Anne van ’t Veer en zijn andere Nederlandse fans in de steek te laten. Na de ‘extended play’ (een vinyl schijfje met meestal vier liedjes) van Pour moi la vie va commencer heb ik nooit meer een plaat van Hallyday gekocht. Wie wil Quand je l'ai vue devant moi nog horen als je fan van The Beatles bent en je net het openingsnummer van hun eerste elpee, I saw her standing there, keihard hebt meegezongen? Maar al zijn platen heb ik wel netjes bewaard.
Met enige moeite vind ik in mijn platenverzameling de elpee Johnny à l’Olympia terug. Ik weet van zo goed als alle platen die ik in de jaren zestig en zeventig heb gekocht nog precies waar en wanneer ik die heb aangeschaft, maar hier twijfel ik. Het is een tweedehands plaat; ik zal hem dus wel hebben gevonden in de bakken van Concerto in de Utrechtsestraat in Amsterdam, besluit ik, al herinner ik me niets meer van de aankoop.
Het kan wel dertig jaar geleden zijn dat ik de elpee voor het laatst op de draaitafel heb gelegd, maar de plaat klinkt mij nog altijd als muziek in de oren. Ik ken zo goed als alle teksten nog uit m’n hoofd. Geen krasje trouwens te horen, maar ik waakte destijds dan ook als een oud wijf over mijn platencollectie. Het is een ‘live’ elpee, maar ik vind van bijna alle nummers het geluid te goed om echt in een zaal te zijn opgenomen met de gebrekkige apparatuur van de sixties. Op de hoes staat ook geen concertfoto, maar een lullige afbeelding van Johnny op het strand met een gitaar voor zijn buik en de handen in de lucht, alsof hij bij een optreden van Rob Kemps aanwezig is. Bij de informatie achterop geen letter waar en wanneer het zogenaamde concert van Johnny heeft plaatsgevonden. Misschien zijn het gewoon studio-opnamen waar in de studio wat geluid van een applaudisserende en juichende zaal achter is geknutseld.
Inmiddels weet ik ook hoe de muziektempel waar Johnny deze plaat al dan niet heeft opgenomen, er in het echt uit ziet.
Martin à l’Olympia
Vrijdag 1 maart 2013. Het is koud in Parijs, een kille wind staat in de straten en jaagt ons na elke wandeling een cafeetje in om ons te warmen aan koffie of spiritualiën. We moeten niet meer in de winter een uitstapje naar Parijs plannen, zeggen we tegen elkaar. Maar hoe hadden we dit kunnen weten? Dit reisje hebben we al meer dan een jaar geleden gepland, er had net zo goed het voorjaar in de lucht kunnen hangen.
We zijn met een stel vrienden van lang geleden. Zonder uitzondering inmiddels allen rond de pensioengerechtigde leeftijd of daarboven, maar vrienden sinds de jaren zestig, toen wij lid waren van de gereformeerde jeugdvereniging Ichthus, die elke week bijeenkwam in de Zuiderkerk in Zaandam. We zien elkaar geregeld en om de paar jaar maken we een stedentrip ergens in Europa.
Het is koud aan de Boulevard des Capucines als we de metro uitlopen. We hebben kaartjes voor een concert dat hier vanavond gaat plaatsvinden, we willen goed op tijd zijn en zoeken een restaurantje in de buurt van het theater waar we moeten zijn.
Olympia. Opeens staan we ervoor. Een beetje onopvallend staat het als een niet al te grote bioscoop tussen de huizen in de straat. Alleen door de naam in de kenmerkende letters en de grote luifel boven de entree onderscheidt het zich van de andere panden in de omgeving.
Vanuit het café aan de overkant kan ik het theater op m’n gemak bekijken. Tientallen malen in Parijs geweest, maar nog nooit voor het Olympia gestaan, waar de grootste Franse zangers hebben opgetreden. Als je in Olympia stond, had je het gemaakt. Niet alleen Franse artiesten, ook The Beatles traden er in 1964 ruim twee weken lang op met twee, soms zelfs drie shows per dag, alvorens de oversteek naar Amerika te maken.
Deze kennismaking met het Olympia Theater is een bedevaart voor mij. Het uitstapje naar Parijs heb ik zorgvuldig gepland rond het optreden van een artieste hier naar wie ik erg nieuwsgierig ben: de sensuele zangeres Patricia Kaas, die ondanks haar kazige achternaam wel degelijk uit Frankrijk komt.
Volgens een enkele jaren geleden verschenen compilatie-dvd heeft Johnny Hallyday hier tussen 1961 en 2006 liefst 266 keer op het podium gestaan. Zijn discografie alleen al vermeldt live-opnamen uit 1961, 1962, 1964, 1965, 1967, 2000, en ik denk dat ik er nog wel een paar heb overgeslagen, want de lijst van platen en albums is lang en uitputtend. Een paar uur later sta ik voor het eerst in het theater. Het is wat… onderkomen? Vergane glorie? En tamelijk klein. De sfeer doet denken aan de jaren zeventig. De stoelen kunnen wel eens opnieuw bekleed worden en ik meen zelfs te bespeuren dat hier tot voor kort werd gerookt. Maar we hebben perfecte leunstoelen op het balkon, met een uitstekend uitzicht op het podium.
We worden deze avond verwend met maar liefst drie Franse top-artiesten. Allereerst natuurlijk La Kaas (1), die een show heeft opgebouwd rond Edith Piaf (2), maar in het voorprogramma zien we een ongelooflijk optreden van Olivier Laurent, die Jacques Brel (3) meer dan levensgroot opwekt uit de doden.
De Zaankanters — eigenlijk zijn het voormalige Zaankanters; alleen Piet Zwart, directeur van Zito Teer, is aan de boorden van de Zaan blijven wonen — genieten volop. En ik nog het meest van iedereen. Na deze bedevaart ben ik een stapje dichter bij Brel, Piaf en Hallyday gekomen dan ooit tevoren.
Vier jaar later zal Johnny overlijden, zonder dat ik hem ooit live heb gezien. Heeft hij mij, of heb ik hem nu in de steek gelaten?
Johnny Hallyday op Spotify
Voor de fans van Johnny heb ik op Spotify een playlist aangemaakt met een aantal van zijn grote successen uit de jaren zestig, 'Johnny Hallyday à Zaandam'.
Je vindt 'm hier: https://open.spotify.com/playlist/2pAwOjV048HzWZHkdxiSVC?si=bc2b5937707f490d
Dit is deel 2 van een korte serie over Johnny Hallyday. Deel 1: Johnny Hallyday, het idool van mijn jeugd