klokkenmakerAls kind luisterde ik naar de verhalen van mijn oma, die om het kwartier werden onderbroken door het geluid van haar ‘Westminster’ klok. Later werd grootmoeders klok mijn klok - tot hij uiteindelijk zweeg. Nu, jaren later, is hij zijn nieuwe leven ingegaan en speelt hij mooier dan ooit.

Wat is dat nou?

Verbaasd neem ik de slinger van mijn grootvaders klok in mijn handen. Die lag los in de kast van de klok, vanwege het transport naar de klokkenmaker. Nu opeens zie ik dat op de achterkant van de slinger wat geschreven staat.

Ik had dat al veel eerder kunnen zien, want de slinger hangt met een haakje aan het uurwerk, dus je kunt hem zo loshalen. Blijkbaar heb ik dat nooit gedaan.

De klok hing in de woonkamer bij mijn opa en oma. Ze woonden aan de Rosmolenstraat in Zaandam, maar waarschijnlijk heeft hij ook gehangen in de vele andere huizen die opa Siem Rep en oma Lize Rep-Kronenberg hebben bewoond.

Siem en Lize trouwden in 1897. “Ik denk dat ze ’m cadeau hebben gekregen bij hun twaalfeneenhalfjarige bruiloft”, zeg ik. Maar de klokkenmaker schudt voorzichtig het hoofd. Hij wil niet onbeleefd zijn, maar hij denkt dat de klok zo’n negentig jaar oud kan zijn, en niet ruim honderd. “Misschien dat het dan een geschenk geweest is bij hun vijfentwintigjarige bruiloft”, probeer ik. Dan zou hij rond 1922 zijn aangeschaft. Het is maar een heel eenvoudige klok, maar mijn opa en oma hadden het dan ook niet breed. Ze hebben er vast voor moeten sparen.

De klokkenmaker laat me een facsimile zien van een klokkencatalogus uit die tijd. De ‘Westminster’ van opa en oma staat er niet in, maar wel vergelijkbare klokken.

“Heeft u die prijzen gezien?”, vraagt de klokkenmaker. 16,95 voor een regulateur, 22,95 voor een staand horloge.

Opa en oma

Als wij televisie zaten te kijken aan de Rosmolenstraat – mijn vader zat te hikken van de lach om de scène van Dorus die een muizenval demonstreert – was de aanwezigheid van de klok soms hinderlijk. Opa en oma waren beiden al knap doof, dus de volumeknop was meestal op stormsterkte gedraaid. Maar elk kwartier was het gesproken woord minder goed te verstaan als het carillon van de klok een deel van het wijsje speelde. Hoe later het werd, hoe indringender het geluid van de klok. ’s Avonds om elf uur hoorde je eerst het carillon de complete melodie weergeven en daarna het uurwerk elf keer slaan om de tijd aan te geven. Al met al ging er dan een volle minuut verloren van het toneelstuk waar Ko van Dijk stond te schmieren. Maar niemand die erover klaagde. Het geluid van de klok gaf aan dat je thuis was, op een veilige plek.

Als de klok ’s middags sloeg als Lize aan het breien was, zong ze vaak een liedje mee op de melodie:

De Heer, die in de hemel woont,

En in elk need’rig hartje troont…

Ik genoot volop als ik bij opa en oma was. Ik fietste op woensdag- en zaterdagmiddag naar de Rosmolenstraat voor het kinderuurtje. Na afloop bakte Lize vaak een eitje voor me of smeerde een beschuitje met roomboter, suiker en kaneel. Ze hield ervan me te verwennen.

“Oma, mag ik later die klok van u hebben?”, vroeg ik.

“Jij krijgt later die klok”, bevestigde ze.

Toen mijn opa in 1958 overleed, kwam oma inwonen bij ons aan de Meidoornstraat. Een kamer boven onze sigarenwinkel. Veel levendigheid voor de deur dus. Ze had een maximaal uitzicht dankzij het spionnetje dat mijn vader aan het raamkozijn bevestigde. En de klok was met haar meegegaan. Grootvaders klok was nu grootmoeders klok geworden. Hij was opgehangen in het zijkamertje, boven haar bed. Ik hoorde hem slaan: de uren, de kwartieren en de halve uren, terwijl Lize vertelde over vroeger. Over de zeilboten die in de Zaandammer haven lagen, over dronken zeelui die ze bij het licht van een gaslantaarnlamp in hun beurs zag kijken, of ze misschien nog een paar stuivers hadden voor een laatste glas – ze woonde enkele jaren aan de haven. Over de vele malen dat ze verhuisde, zodat Siem, haar man, na thuiskomst van zijn werk bij de buren moest achterhalen wat zijn nieuwe adres was.

vanzijpzaandam

 

Toen Lize naar een bejaardenhuis verhuisde, was er geen plek meer voor de klok in het piepkleine kamertje waar ze werd opgeborgen. Die werd zo lang ondergebracht  bij haar jongste zoon, Klaas. Bijna honderd jaar was Lize toen ze overleed. Een tijdje later begon ik tegenover mijn vader over de belofte die oma mij had gedaan. Ik wilde de klok, en alle herinneringen die daarin waren opgeborgen, nu heel graag hebben.

De klok was opgehangen in de vleesrokerij van Klaas, in de Oostzijde in Zaandam. “Zullen we hem daar ophalen”, stelde ik voor. Mijn vader had wel zin in een autoritje.

Oom Klaas was niet op zijn werk, maar de knechts kenden mijn vader wel. Hij maakte even een praatje met hen en vertelde toen dat hij de klok kwam ophalen. “Die hangt in de gang, meneer Rep”, zeiden ze. Vader en ik tilden de klok van de haak en legden hem in de auto. Dezelfde avond nog speelde de ‘Big Ben’ zijn wijsjes in onze huiskamer aan de Plevierstraat in Amersfoort. Ik vertelde Dicky hoe ik als kind luisterde naar die melodie en naar de oude verhalen van mijn oude oma.

slinger

Van mijn vader vernam ik dat oom Klaas bepaald niet geamuseerd was toen hij hoorde dat wij de klok uit zijn huis hadden meegenomen. Of dat nu was omdat hij niet op de hoogte was van Lizes toezeggingen aan mij, of dat hij gewoon boos was omdat we zonder hem te vragen iets uit zijn huis hadden meegenomen – wie zal het zeggen? Maar ik twijfelde geen moment aan de rechtmatigheid van onze daad en prakkiseerde er niet over de Westminster terug te brengen. Onze kinderen genoten net zoals wij van de klok en de Big Ben-melodie die hij tevoorschijn toverde.

Net als de klok Siem en Lize had gevolgd bij al hun verhuizingen, zo volgde de ‘Big Ben’ ook Dicky en mij. Hij hing in Amersfoort, op de drie adressen die we in Leusden hadden en hij reisde mee naar Nijmegen. 

Elke week moest hij worden opgewonden. In de wijzerplaat waren drie gaten: een voor het uurwerk, een voor het carillon, een voor het de slagwerk van de uren.

Op een gegeven moment speelde het carillon niet meer. Dat was jammer. Het was ook de reden dat we hem nog even niet ophingen toen we van Nijmegen naar Bussum verhuisden. We deden er een paar plastic vuilniszakken omheen en legden hem op zolder. We gaan een mannetje zoeken die hem kan maken, beloofden we elkaar.

Dat duurde bijna vijf jaar.

Op zoek naar een verdwenen zakmes, kwam ik de klok weer tegen op mijn jongenskamer op zolder. Ik stootte er per ongeluk tegenaan en ik hoorde een zingend geluid.

Dat geluid had ik te lang gemist. Meteen wist ik dat ik het carillon weer elk kwartier wilde horen spelen en op elk uur de slagen wilde tellen. Maar hoe vind je daar een ‘mannetje’ voor?

klokkenmaker klaar

Na wat zoeken op internet vond ik binnen vijf minuten een klokkenmaker in Soest. Het ‘mannetje’ was Dick Vink, die zich als klokkenmaker de artiestennaam Dick Pinson heeft aangemeten. Een schot in de roos. Hij kwam ook uit de Zaanstreek, zijn vrouw ging daar naar dezelfde kerk als wij destijds en zo zaten we binnen enkele minuten namen uit te wisselen van broeders en zusters uit de Zuiderkerk.

Dick Vink heette me welkom op zijn zolder, waar tientallen klokken stonden in allerlei fasen van reparatie. Hij zag er best heil in onze klok onderhanden te nemen.

Als we maar geen haast hadden. Hij deed het werk vooral voor de lol. Als ik straks blij de deur uitliep met een perfect lopende klok in mijn armen, dan was hij ook tevreden.

We bespraken het uurwerk, de kast, de slinger – hé, de slinger. Er stond iets op geschreven – en ik herkende meteen de naam die erop stond; ‘Rep’.  Maar wat eronder stond? Stond daar ‘Rep Zaandam?

Dick Vink pakte zijn klokkenmakersbril en bestudeerde de tekst. Zonder eruit te komen. “Poets ze alstublieft niet weg”, zei ik. Dick zou niks wegpoetsen, beloofde hij.

Nieuwe veer, vernieuwde wijzerplaat

dickyklok

Mannetjes hebben de tijd nodig. Af en toe belde Dick Pinson (Pinson is Frans voor Vink) me op om me op de hoogte te houden. Bij een eerdere reparatie was er een veer van een verkeerd formaat in gezet, daardoor sloeg de klok niet meer. Zou hij ook maar niet meteen de andere veren vervangen? Die deden het nu nog wel, maar ze konden het ook binnenkort begeven. Hij beloofde de wijzerplaat weer als nieuw te laten maken en ja, natuurlijk moesten het slagwerk en het carillon het weer als vanouds doen.

Dick ging met vakantie, wij gingen met vakantie. Toen was het zo ver. Met Dicky reed ik weer naar Soest. Samen klommen we de trap op naar zijn zolder. Daar hing de Big Ben, stralender en prachtiger dan ooit.

Er stond ZZ 64 in, vertelde Dick. “Dat betekent ongetwijfeld Van Zijp Zaandam. Hij heeft hem dus in 1964 gerepareerd.” Van Zijp was dé klokkenspecialist in Zaandam, ongetwijfeld heeft oma de klok daarnaar toegebracht. In 1964 woonde ze al bij ons in, vaag kan ik mij herinneren dat er toen ook iets aan het slagwerk mankeerde.

Gespannen wachtten Dicky en ik af tot de klok begon te slaan. “Hij klinkt veel helderder”, zeiden we beiden, “een hogere toon. Maar eigenlijk veel mooier!”

Dick knikte. Hij liet de oude hamers van het slagwerk zien. Half vergaan. “Ze zijn van leer”, zei hij. “Daar is vrijwel niet meer aan te komen. De nieuwe hamers zijn van nylon.”

Hij zwaaide ons uit nadat we de Westminster hadden ingeladen, op weg naar Bussum. Grootmoeders klok is aan zijn nieuwe leven begonnen. Voor onze kleinkinderen zal hij dat blijven: grootvaders en grootmoeders klok. Al zien ze daarbij niet de gezichten van Siem en Lize voor zich, maar die van ons.

 

E-mailadres van Dick Vink (Pinson): 

 

https://www.youtube.com/watch?v=_w6HI7iW7r8&feature=em-upload_owner

Copyright © 2015-2024 Studio Martin Rep Bussum