martin kesseler nieuwsnetVeertig jaar geleden ging met het nodige tromgeroffel het weekblad NieuwsNet van start. Nieuwswat?? Wat het grootste journalistieke project van na de oorlog had moeten worden, is inmiddels een zo goed als vergeten voetnoot in de geschiedenis. Bijna twee jaar lang, van 1979 tot 1980, maakte ik er deel van uit. Een kleine persoonlijke pershistorie.

Nieuwsnet Ariadne nr 38 1978‘Denk maar aan Time, Newsweek, L’Express en Der Spiegel. Binnen dat kader gaan we NieuwsNet maken.’

De Nederlandse pers had niet vaak zo’n ronkende advertentie gezien als deze, die in september 1978 over twee pagina’s breed uitgemeten stond in het reclamevakblad Ariadne/Revue der Reclame. Er stond een foto bij met het bijschrift ‘Jacques den Boer, hoofdredacteur’, ter illustratie van een ‘interview’ met Den Boer dat hij zelf had geschreven, samen met een copywriter van het reclamebureau FHV/BBDO. 

De kop boven de dubbele pagina luidde: Een onverwacht project van VNU: Woensdag, Reflex, Reporter, NieuwsNet. De woorden Woensdag, Reflex en Reporter waren met rode krassen doorgehaald. Dat waren beoogde namen van het blad, die het na tal van brainstormsessies niet hadden gehaald. ‘NieuwsNet’ zou het gaan worden. NieuwsNet werd de naam van het blad dat de vaderlandse journalistiek op zijn grondvesten zou doen trillen. Elseviers Magazine, Vrij Nederland en Haagse Post konden hun borst wel natmaken: een nieuwe garde van journalisten zou opstaan en de Nederlandse weekbladpers omverblazen. Dat Elseviers Magazine en Vrij Nederland oplagen van wekelijks rond de honderdduizend exemplaren hadden, betekende niets. Elsevier was stoffig en werd routineus ingevuld. Vrij Nederland was vooringenomen links en bovendien onleesbaar vanwege die ongelooflijk lange teksten. 

“Van VN zou ik alleen Bibeb en Renate Rubinstein wel willen hebben”, zei John Roozen tegen mij, terwijl hij zijn glas jonge jenever nog eens bijvulde. John en ik zaten samen in mijn hotelkamer op het KNVB-complex in Zeist. Hij was bezig met een oratie die deed denken aan de inleiding waarmee Boorman, directeur, hoofdredacteur en eigenaar van het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, de geheimen van zijn tijdschrift vertelt aan zijn pupil Frans Laarmans. Schrijver Willem Elsschot wijdt een compleet hoofdstuk aan die oratie in zijn boek Lijmen. Het verhaal over de geniale oplichting met het Wereldtijdschrift was op waarheid gebaseerd: Elsschot zelf was rijk geworden door artikelen te schrijven voor La Revue Continentale Illustrée, maar vooral door veel exemplaren daarvan te verkopen aan de argeloze kleine ondernemers die zich gek hadden laten maken door een schmierende reportage over hun bedrijf. 

Het verhaal over dat andere wereldtijdschrift, NieuwsNet, was trouwens geen oplichterij. Het was een gedurfd project van VNU, en inderdaad onverwacht, omdat de uitgeverij tot dan haar geld voornamelijk had verdiend met bladen als Margriet, Panorama en Donald Duck. Na de publieksbladenmarkt moest ook de markt voor serieuze bladen worden veroverd, en ik zou deel uitmaken van dat avontuur. Jammer dat het in tegenstelling tot het Wereldtijdschrift van Boorman, geen cent zou opleveren, alleen maar geld zou blijken te kosten en na korte tijd de nek zou worden omgedraaid. Maar dat wisten we toen nog niet.

Meer over VNU

Een jaar voordat John Roozen en ik met gevulde glazen naar mijn hotelkamer liepen omdat de bar van het hotel ging sluiten, had ik gesolliciteerd op een advertentie in het vakblad De Journalist, waarin ‘twaalf jonge journalisten’ werden gevraagd die bereid waren een jaar lang een intensieve tijdschriftenopleiding te volgen bij verschillende bladen van VNU. De uitgeverij zocht talent omdat er plannen waren de komende jaren een aantal nieuwe tijdschriften het licht te doen zien. Een paar maanden later zat ik als een van die veelbelovende journalisten in een instructielokaal van het KNVB-sportcentrum, dat de Tijdschriftengroep van de VNU had afgehuurd om het nieuwe talent thuis te brengen in het vak van ‘bladenmaker’. De nieuwkomers waren vooral afkomstig van regionale dagbladen, zoals Wim Schaap en Co Rol van De Typhoon en Chiel Kramer van Rijn en Gouwe; ikzelf was afkomstig van de Amersfoortse Courant. We werden gemengd met een aantal geroutineerde collega’s van publieksbladen, zoals Louki Geurts van Margriet en Loes Bergmans van de Viva. Toch werd juist ik, die op dat moment alleen maar ervaring had als verslaggever van brandjes en raadsvergaderingen in Zaandam, Koog aan de Zaan, Leusden, Amersfoort en Hoevelaken, geroepen tot de zware functie van eindredacteur van een veelbelovend serieus magazine. Dat was te danken aan John Roozen.

roozen lunch

Het programma was pittig, maar het verblijf in het sportcentrum was, zoals mijn vader zou zeggen, goed van eten en drinken. Al bij de lunch vloeide de wijn rijkelijk, zodat we de middagsessies in een soezerige toestand doorbrachten. Bij het diner stonden opnieuw de flessen en de glazen op tafel en dat was ook nodig, want ’s avonds was er nog een programma. Maar hoe belangrijk die eet- en drinkpauzes waren voor mijn carrière, bleek uit dat gesprek met John Roozen. 

Martien”, zei John toen hij plaatsnam op de enige stoel in de hotelkamer, “Martien, je hebt vast wel gehoord dat ik bezig ben met de voorbereidingen voor een nieuw en geweldig nieuwsmagazine. Dit hier” – hij zwaaide met zijn arm in het rond, om aan te geven dat hij iedereen bedoelde buiten hem en mij om: de andere potentiële bladenmakers, maar ook de cursusleiders en docenten – “dit hier is helemaal niet interessant voor mij. Ik ben hier vooral om talent te spotten voor mijn nieuwe blad.”

Ik luisterde aandachtig, benieuwd wat John had te zeggen.

“Het zijn allemaal aardige mensen hoor”, vervolgde hij neerbuigend. “Maar van journalistiek hebben ze geen bal verstand. Het zijn allemaal verkopers van bedrukt papier.” Het was een eerste verwijzing naar de oplichtingspraktijken uit Elsschots boek. Ik schonk John nog ’ns in, terwijl hij doorging mij te lijmen. Ik was hem opgevallen tijdens de cursus, zei hij. Ik had leuke dingen gedaan voor de opdrachten die we moesten vervullen. Bovendien bevielen de kritische vragen die ik stelde aan de gastdocenten hem wel. Een blad maken is wat anders dan een nieuw product in de markt zetten, al wilden onze docenten ons nog zo hard laten geloven dat er maar weinig verschil is tussen het fabriceren van kattenbrood en het verkopen van het zoveelste vrouwenblad.

“Maar het belangrijkste”, zei John, terwijl hij de brand joeg in een sigaar, “is dat ik gezien heb dat jij bidt voor het eten.”

Dat had hij goed gezien. Waar ik ook was, voor de maaltijd sloot ik altijd de ogen en vroeg de zegen over spijs en drank. 

“Dat is niet zo bijzonder”, zei ik. “Ik ben dat gewend van huis uit.”

“Weet je”, zei John op samenzweerderige toon, “er zitten hier heel wat jongens en meisjes die katholiek zijn en die niet in het openbaar durven bidden.” Ik had John – roomser dan de paus, door wie hij trouwens enkele jaren later in audiëntie zou worden ontvangen – ook nooit zijn handen zien vouwen voor de maaltijd of een kruisje zien slaan, maar hem op dat detail wijzen had op dit moment voor mij geen prioriteit. 

Het blad dat hij ging maken, zou Reflex gaan heten, en het zou niet alleen een geweldig nieuwsmagazine worden maar ook een goed katholiek blad, dat zou staan voor de normen en waarden van de christelijke maatschappij. Ik was dan wel niet katholiek, maar ik gelóófde tenminste – en gelovige mensen waren betere mensen dan niet gelovige mensen, ben je dat niet met me eens, Martien?

Ze hadden grote namen op het oog, namen waar Elsevier en Vrij Nederland hun vingers bij zouden aflikken. Hans van Mierlo zou hoofdredacteur worden bijvoorbeeld, die gingen ze vragen en die zou ook zeker wel willen. 

John noemde als de grote voorbeelden voor Reflex bladen als Time, Der Spiegel, en niet te vergeten Le Point. “L’Express is het grotere nieuwsmagazine in Frankrijk”, doceerde John, “maar wij voelen ons veel beter thuis bij Le Point. Het kleinere blad dat veel brutaler en alerter is dan L’Express. Jou zie ik als de eindredacteur van ons blad. Jij kunt heel veel leren van Newsweek. Ik zal ervoor zorgen dat je daar een tijdje kunt rondkijken.”

De tweede advertentie voor NieuwsNet in het reclamevakblad had als kop ‘Hellingman, Kraayeveld, Kesseler, Ringenoldus, Rep…’ Met foto’s erbij van mijn collega-chefs van Binnenland, Buitenland, Economie en Cultuur, en van mij, de eindreacteur. Ik kon niet wachten tot ik naar New York zou vliegen om alles van het vak te leren bij Newsweek. Het zou allemaal heel anders  gaan lopen. 

ariadne1978 2

Dit is deel 1 van een serie van 4 over mijn belevenissen bij het verdwenen blad NieuwsNet. 


reflex0nr

Korte inhoud van het voorafgaande: Veertig jaar geleden stak VNU, uitgever van publieksbladen, miljoenen in een nieuwsmagazine dat bestaande kwaliteitsbladen als Elseviers Magazine en Vrij Nederland zou wegblazen. Een enthousiaste maar onervaren redactie werd samengesteld door de even enthousiaste en onervaren katholieke journalist John Roozen (ex-Gelderlander, ex-ANP). Ik (ex-Amersfoortse Courant, ex-Zaanlander) werd benoemd tot coördinator van de eindredactie. Een avontuur dat wel verkeerd móest aflopen.‘

Iedereen op de werkvloer bij NieuwsNet geloofde hartstochtelijk in het blad. De grote voorvechter, John Roozen, was in staat zijn collega’s in vlam te zetten voor het nieuwsmagazine, dat de expertise van VNU op het gebied van geïllustreerde bladen zou combineren met het talent van de beste schrijvende journalisten. Roozen kon de sterke punten in mensen naar boven halen; zo is het knap van hem dat hij zag dat ik een eindredacteur was, terwijl ik me op dat moment nog probeerde te onderscheiden als verslaggever.

John geloofde zelf in NieuwsNet als geen ander. Toch dreef hij er graag de spot mee en kon hij sterk relativeren. Dan citeerde hij uit het boek Lijmen van Willem Elsschot over de charlatanpraktijken rond het Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, en gaf hij een ander boek, De moord op de eenendertigste verdieping van de Zweedse misdaadschrijver Per Wahlöö, op als verplichte lectuur aan zijn collega’s. 

De moord op de eenendertigste verdieping speelt zich af op een uitgeverij die sterk lijkt op de VNU. Het bedrijf geeft pulpbladen uit, maar koestert het plan naam te maken met een fantastisch cultureel blad, met schrijvers van naam en faam. Die worden daadwerkelijk aangetrokken en dik betaald ook. Ze werken op de eenendertigste verdieping van de kantoorkolos waar de uitgeverij is gevestigd. Elke week maken ze als vingeroefening een nulnummer met de beste verhalen en de mooiste foto’s. Alleen: verder dan die nulnummers komt het blad nooit. In werkelijkheid is het project niets anders dan een manier om goede journalisten bij de concurrentie weg te kopen en zodoende voorgoed onschadelijk te maken. John Roozen maakte daar graag grapjes over, als om het kwaad te bezweren door het te benoemen. 

‘Sorry dat ik om mijn eigen grap lach, maar ik hoor ’m zelf ook pas voor het eerst


In het colofon van NieuwsNet stond John vermeld met zijn titel en al zijn voorletters: mr. J.L.A.M. Roozen. Dat staat voor ‘John Lult Alleen Maar’, zeiden collega’s – een rake typering trouwens. Maar Roozen zelf had een veel betere grap, die betrekking had op zijn royale drankgebruik. Die ging over levercirrose:  

Lever: zie Roozen

Daarna barstte hij uit in een schaterlach, wat hem gelegenheid gaf zijn volgende anekdote te debiteren: “Sorry dat ik om mijn eigen grap lach, maar ik hoor ’m zelf ook pas voor het eerst.”

Dat laatste was in geen geval waar. Hij gaf zonder blikken of blozen toe dat hij, alvorens naar een receptie of andere bijeenkomst te gaan waar hij indruk wilde maken, een boekje met aforismen opsloeg en er drie, vier uit het hoofd leerde. Er was altijd wel een gelegenheid dat ze van pas kwamen. John begreep het belang van de oneliner. Maar al die grappen en aforismen konden hem niet helpen toen het blad eenmaal gelanceerd was, en het al snel duidelijk werd dat het op geen enkele manier kon voldoen aan de door NieuwsNet zelf opgeroepen hoge verwachtingen.

nieuwsnet zaalvHet eerste nummer van het magazine – de gedroomde naam Reflex bleek al te bestaan, en de redactie van dat blad was niet van plan die op te geven – verscheen februari 1979, het laatste nummer anderhalf jaar later. Ik was toen al een halfjaar weg, vertrokken naar het chique mannenblad Zero, een ‘Avenue voor mannen’, waarmee VNU mikte op een ander verhoopt gat in de markt. Overbodig te zeggen dat mijn beloofde stage in New York bij Newsweek er nooit was gekomen, in plaats daarvan had ik een week mogen rondkijken bij nieuwsmagazine Le Point in Parijs. 

Met NieuwsNet ging alles fout. Maar dan ook alles. Het blad werd als een van de eerste in Nederland gemaakt op de computer, maar het tekstverwerkend Wang-systeem sloot totaal niet aan op de dagelijkse praktijk van het maken van een weekblad. In plaats van Hans van Mierlo, die beleefd lachend bedankte voor de eer, werd Jacques den Boer, lid van de hoofdredactie van het Algemeen Dagblad, hoofdredacteur. De redacteuren die bij de dagbladen waren weggekocht, waren bepaald niet het puikje van de journalistiek, want de echte toppers keken wel uit zich te verbinden aan de ‘uitgeverij van Donald Duck en de Bobo’. Ik werd al snel ongelukkig. Eindredactie is een delicaat vak, dat je alleen goed kunt uitoefenen in een sfeer van wederzijds vertrouwen, en vertrouwen was nu juist iets dat totaal ontbrak op de NieuwsNet-redactie. Ik zou het vak van eindredacteur pas veel later echt in de vingers krijgen.

Maar het ergste van alles was: NieuwsNet bracht nauwelijks primeurs en was geen blad dat lekker las. Taaie, saaie verhalen. De sterfotografen waren net zomin gekomen als de verslaggevers van naam. NieuwsNet werd genadeloos afgestraft voor de snoevende advertenties van een jaar eerder.

Toen ik ontdekte dat ik ’s morgens bij de koffie ook al jenever uit plastic bekertjes begon te drinken, besloot ik dat het genoeg was geweest. Exit NieuwsNet.

Meer over VNU

Vijf jaar na het gesprek met Roozen op mijn hotelkamer op het KNVB-complex in Zeist sprak ik hem opnieuw in een hotelkamer. Dit keer was het samen met mijn voormalige NieuwsNet-collega’s Hilbert Haar en Dirk Ringenoldus. 

Na het mislukken van NieuwsNet hadden we het plan opgevat een boek te schrijven over opkomst en ondergang van het blad. We pakten het serieus aan. We huurden een kamer in de Poort van Kleef in Utrecht en zaagden John Roozen een paar uur lang door over de achtergronden van het project. Het moest het begin worden van een reeks gesprekken. Met John, maar ook met andere redacteuren en verslaggevers, die inmiddels weer waren uitgezwermd over de Nederlandse media. 

De directie van de Tijdschriftengroep kreeg lucht van het project en stak er een stokje voor


De dagen daarna schreef ik het eerste hoofdstuk. Dat zouden we opsturen naar een paar uitgevers in de hoop een geïnteresseerde te vinden. Maar zo ver kwam het niet. De directie van de VNU-Tijdschriftengroep kreeg er lucht van en liet ons per ommegaande weten dat we vast veel te druk waren met onze werkzaamheden bij het blad waarvoor we werkten om ons met een boek bezig te houden. Met andere woorden: tenzij je ontslagen wilt worden, stop je er meteen mee. Het boek over NieuwsNet is nooit geschreven. 

John Roozen ben ik nog één keer tegengekomen. Het was in het voorjaar van 1984. Op spoor 7 van het Centraal Station in Amsterdam liepen we elkaar tegen het lijf. 

“Dag John”, zei ik.
“Zo, wat doe jij hier”, antwoordde hij.
“Ik ben op weg naar mijn werk bij de Volkskrant”, zei ik.
“Zo, heb je toch je zin gekregen”, was Johns reactie.
Ik begreep die niet goed, maar hij was al verdwenen in de drukte.

Na NieuwsNet ging hij werken bij de werkgeversorganisatie NCW, was hij woordvoerder bij aardappelmeelconcern Avebe in Groningen en hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad. Als je hem googelt, duikt hij tegenwoordig op als adviseur voor de VOC, het Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod.

dries van agt en John Roozen cover

 

Dit is deel 2 in een serie van 4 over mijn belevenissen bij het verdwenen weekblad NieuwsNet.

Jacques den Boer

Spionnen in de journalistiek! Het verhaal van crime-reporter Bas van Hout, die zaken deed met de geheime dienst, kwam mij erg bekend voor. Al in 1979 speelde een spionnenaffaire bij het blad waar ik werkte. Het hoofdstuk over NieuwsNet krijgt een onverwacht vervolg: Cor Groeneweg graaft een lijk op.

Een mailtje van Cor Groeneweg. Hij is een voormalige collega van zowel NieuwsNet als de Volkskrant. Het blad Argus heeft hem gevraagd te schrijven over de affaire-Den Boer en de BVD. ‘Wat weet jij er nog van?’ Jacques den Boer was hoofdredacteur van NieuwsNet tot hij onverwacht op straat werd gezet.

perskaart nieuwsnet

Heel weinig, Cor, antwoord ik hem, ‘anders had ik dat wel opgenomen in de stukken over NieuwsNet die ik op mijn website heb gepubliceerd.’ Cor wil toch graag met me praten en er is natuurlijk geen enkel geldig argument te bedenken tegen een biertje op een Amsterdams terras met een sympathieke collega.

Ondertussen probeer ik hem te helpen aan wat namen en adressen van voormalige NieuwsNet collega’s die meer zouden kunnen weten. Een aantal is al overleden: Dirk Ringenoldus, Henk Kesseler, Dirk Kuin. Waar zou Jacques den Boer zijn te vinden? Zijn adjunct John Roozen schijnt ergens in Zeeland te wonen. Verslaggever Michel Thomassen zat voor en na NieuwsNet bij het AD, maar lijkt ook onvindbaar. Economie-redacteur Gerard Driehuis is zo gevonden, maar zegt heel weinig te weten van de gleufhoedenzaak. Verdorie, zouden die spionnen ons alsnog te slim af zijn? 

Maar Cor Groeneweg is een taai en doorbijtende verslaggever. Hij vindt een belangrijke bron in Ronald Kraayeveld, destijds chef buitenland bij NieuwsNet en nu galeriehouder in Noord-Scharwoude, in West-Friesland.

Cor en ik spreken elkaar op het terras van de Engelse Reet in Amsterdam en halen herinneringen op. Thuisgekomen speur ik verder. Ten slotte vind ik de hoofdpersoon in deze spionnenzaak, Jacques den Boer, op de allermakkelijkste manier, gewoon uit de pre-internet journalistieke trukendoos: kijk in het telefoonboek. Hij blijkt daar gewoon in te staan. ‘Die ga ik even bellen’, mailt Cor me. Een paar dagen later stuurt hij me het verhaal toe dat hij voor Argus heeft geschreven. Niet alle sluiers worden opgelicht, maar het is, veertig jaar na dato, onthullend genoeg. Hier volgt zijn verhaal.

Een hoofdredacteur die de BVD vraagt zijn eigen buitenlandredactie door te lichten


Een journalist die zelf naar de AIVD stapt als informant, is dat bijzonder, vragen we ons af na de zaak-Bas van Hout? Niets nieuws onder de zon. Het kan gekker: een hoofdredacteur die de BVD vraagt zijn eigen buitenlandredactie door te lichten op verdenking van Sovjetpropaganda.

Het is bijna veertig jaar geleden, najaar 1979. Ronald Kraayeveld, coördinator buitenland bij het nieuwsmagazine NieuwsNet, zit tegenover zijn hoofdredacteur Jacques den Boer en vraagt hem recht op de man af. “Heb jij de BVD gevraagd de redactie buitenland door te lichten?” Het antwoord was een resoluut ja. “Ik zag paniek in zijn ogen”, vertelt Ronald nu. Binnen 24 uur besluit uitgever VNU zich te ontdoen van Den Boer.

De bron van de onthulling van dit verhaal was een collega-verslaggever die veiligheidsdiensten in zijn portefeuille had. Hoe hij dit wist? Volgens Kraayeveld had de collega het gehoord in ‘kringen van de BVD’, ‘contacten’. Hoe dat kon, blijft een raadsel. Het standaardantwoord van de veiligheidsdienst was altijd: wij vergaren informatie, we geven die niet. Het blijft een raadsel, want een snelle speurtocht naar de ex-collega levert geen resultaat op.

Wat bracht de hoofdredacteur tot de bijzondere stap tegen zijn eigen buitenlandredactie? Kennelijk was die min of meer uitgelokt in de Wassenaarse vriendenkring van Den Boer. Kraayeveld had de chef commentator in Moskou van het Russische staatspersbureau Novosti, Spartak Beglov, aangetrokken als columnist. Dat deed wenkbrauwen fronsen. Waarom een staatspropagandist in het blad in volle Koude Oorlog? De discussie over plaatsing van Amerikaanse kruisraketten in Nederland was destijds op een hoogtepunt.

cor groeneweg
ronald kraayeveld
800px Willem Oltmans 1973

Kraayeveld vond de columnist interessant ‘omdat je zo’n geluid nooit in Nederland hoorde’. Als tegenwicht had hij wisselende diplomaten van de Amerikaanse ambassade uitgenodigd om ook een column te schrijven. Het leidde kennelijk alleen maar tot grotere spanningen. De Oost-Europa-deskundige van de redactie was met een Roemeense getrouwd en een andere buitenland-collega ontving thuis regelmatig een lid van de Russische ambassade.

Kraayeveld informeerde na zijn gesprek met Den Boer direct de redactiecommissie, die prompt om ontslag van de hoofdredacteur vroeg, ‘hij eruit of wij eruit’. Directeur Nico Schrama aarzelde aanvankelijk. Hij wilde eerst de VNU-leiding raadplegen, maar die gaf de redactiecommissie direct gelijk. Den Boer werd binnen 24 uur op non-actief gezet. Door onderhandelingen over een ‘oprotpremie’ duurde het nog geruime tijd voordat het vertrek definitief was.

Wel kwamen Den Boer en de VNU overeen de ware reden van zijn vertrek geheim te houden, zelfs voor de eigen redactie. NieuwsNet was het beoogde paradepaardje van VNU, het moest een Nederlandse Newsweek worden en weekbladen als Vrij Nederland en Elsevier in de schaduw zetten. Kosten noch moeite werden gespaard, maar het blad sloeg niet aan en was in zwaar weer met miljoenenverliezen. De BVD-affaire zou de doodsteek kunnen zijn. Niet lang daarna trok VNU alsnog de stekker uit het blad.

Het geheim lekte toch uit, via de Volkskrant. Ik had bij die krant gewerkt toen ik overstapte naar NieuwsNet, maar keerde er na zes maanden terug – vóór het gedwongen vertrek van Den Boer.  Ik vroeg me vanzelfsprekend af wat de reden was van zijn raadselachtige vertrek. Tot ik een telefoontje kreeg van Ronald Kraayeveld. “Cor, ik moet je iets vertellen, want het kan bij de BVD ook over jou zijn gegaan.” Ik had bij NieuwsNet een interview gemaakt met ondergedoken antimilitaristen. Dat waren totaalweigeraars, die geen beroep wilden doen op de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst en twee jaar gevangenisstraf kregen. Maar eenmaal in de cel deden ze alsnog een beroep op de wet en werden vrijgelaten in afwachting van behandeling van het beroep. Het bleek een truc om vrij te komen, het beroep op de wet werd weer ingetrokken en ze doken onder. Ik herinner me wel dat ik met Jacques den Boer over het verhaal gesproken heb en dat hij zeer geïnteresseerd was. Dat was toen overigens niet vreemd voor mij: een hoofdredacteur moet altijd interesse tonen in een bijzonder verhaal.

Ik schreef het BVD-verhaal in de Volkskrant en vroeg Den Boer om een reactie. Zijn antwoord: “Het is niet in het belang van NieuwsNet breed uit te meten wat er precies aan mijn vertrek vooraf is gegaan. Ten behoeve van het blad houd ik me aan de afspraak hierover. Ik geef dan ook geen commentaar op dit verhaal.” Nu, veertig jaar later, is Den Boer er wat lacherig over. “Jij gaat het lijk weer opgraven? Nou ik kijk helemaal niet terug, voor mij is het een gesloten boek. Succes.” Overigens was het verhaal toen enkel dat hij zelf naar de BVD gestapt was, niet waarover. Dat geheim is nu in ieder geval opgelost.

Kort voor de onthulling over de hoofdredacteur van NieuwsNet en de BVD had de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) de Kamercommissie voor de inlichtingendiensten om onderzoek gevraagd naar praktijken van de BVD. Publicist Willem Oltmans had de vakbond gemeld dat een BVD’er een hooggeplaatste NOS-televisiefunctionaris had benaderd met de vraag of het NOS Journaal niet wat meer anti-Rusland en meer pro-Amerikaans kon worden gepresenteerd. NVJ-secretaris Gerard Schuijt hekelde de ongezonde belangstelling van de BVD voor journalisten. En over Den Boer: “Het is zijn taak de lezers te informeren en niet de BVD.” Achteraf kunnen we constateren dat de BVD meerdere pogingen heeft gedaan om het nieuwsbeeld in volle Koude Oorlog te laten kantelen.

AdvVolgens veiligheidsdienst-deskundige Roger Vleugels zijn er niet alleen kanttekeningen te maken bij de interesse van veiligheidsdiensten in de journalistiek, maar ook omgekeerd. Vleugels heeft indertijd veel gesprekken gevoerd met hoofdredacteuren om tot een soort code/protocol te komen hoe de journalistiek moet handelen als het gaat om contact met diensten. Zijn ervaring is dat je hiermee snel op lange tenen trapt en de journalistiek geneigd is in ontkenningen te schieten. Vier jaar geleden is hij daarom afgehaakt met zijn pogingen. Volgens eigen onderzoek van Vleugels worden jaarlijks ‘meerdere tientallen’ journalisten benaderd. Hij baseert dat onder meer op Duits onderzoek, waarin enkel contacten van veiligheidsdiensten met mediacorrespondenten zijn nagegaan, en dat waren er al tegen de honderd. Volgens Vleugels is het niet alleen informatie die diensten zoeken, maar worden media-analyses ook gebruikt voor een ‘second opinion’ als toets op de eigen analyses. Een enkel incident, concluderen we, zal de diensten nooit hinderen interesse te behouden in media. 

Website opiniekrant Argus

Dit is deel 3 in een serie van 4 over mijn belevenissen bij het verdwenen nieuwsmagazine NieuwsNet

 

bevrijders1

 

ZELDEN werd een nieuw weekblad met zo veel tromgeroffel aangekondigd als aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw nieuwsmagazine NieuwsNet. Het werd een grandioze flop. Anderhalf jaar later en vele miljoenen guldens armer trok uitgeversconcern VNU de stekker eruit. Striptekenaar Peter de Smet zou in NieuwsNet zijn gagstrip De Bevrijders lanceren. Maar die was zelfs al vóór het startsignaal gesneuveld.

In februari 1979 werd tijdens een informele borrel in het Haagse perscentrum Nieuwspoort een nationaal novum op journalistiek gebied ten doop gehouden. Het nieuwsmagazine NieuwsNet, zou, geïnspireerd door de grote broers uit de Verenigde Staten (Time en Newsweek), Frankrijk (L'Express, Le Point), West-Duitsland (Der Spiegel) en Italië (Panorama), de bestaande opvattingen over het nieuws in één klap ouderwets maken. Niet alleen in de nieuws- en commentaarkolommen wilde NieuwsNet baanbrekend zijn, maar ook op de strippagina.

Tijdschriftengigant VNU beheerste eind jaren zeventig zowel de markt voor vrouwenbladen (onder meer Margriet en Libelle), mannenbladen (Panorama, Nieuwe Revu), als die van de jeugdbladen. Het ‘vrolijke weekblad’ Donald Duck, maar ook Sjors van de Rebellenclub en later Pep, Eppo en Tina – er werden wekelijks vele honderdduizenden exemplaren van gedrukt. De beste striptekenaars uit binnen- maar ook buitenland hadden zich via uitgeverij Oberon verbonden aan VNU. Maar met al die deskundigheid binnen handbereik slaagde NieuwsNet er toch niet in een spraakmakende strip voor volwassenen te presenteren. 

De parlementaire redactie zou de politici nooit hoeven te bellen -- de politici zouden de NieuwsNet-redactie wel bellen


Terwijl werd gewerkt aan de opbouw van een correspondentennet dat de hele aardbol moest omvatten en een parlementaire redactie die de politici nooit zou hoeven te bellen (de politici zouden de NieuwsNet-redactie wel bellen, zo werd er gesnoefd), werd er in andere kamertjes nagedacht over de bijdrage aan de stripcultuur van Nederland. Vanaf 1976 was een kleine groep VNU-journalisten min of meer fulltime bezig met het werken aan en denken over het blad. Bijzonder populair bij deze ‘dummygroep’ was de strip Shoe, van Jeff MacNelly. Joop Lücker, voormalig hoofdredacteur van de Volkskrant en het dagblad De Tijd, behoorde tot degenen die Shoe helemaal zagen zitten. Als baas van het persagentschap Vandaag, dat Shoe in portefeuille had, had hij veel contacten met de redactie. (Naderhand zijn er tijden geweest dat NieuwsNet een groot deel van de wekelijkse inhoud bij elkaar kocht uit de mappen van Vandaag.)

Met een onderbreking van bijna anderhalf jaar behoorde ik tot degenen die vanaf het begin deel hebben uitgemaakt van de dummygroep. Ik was er ook bij toen Jacques den Boer, door de VNU-directie aangetrokken als hoofdredacteur van het nieuwe blad, zijn intrede deed. Den Boer gaf mij en m'n collega Dirk H. Ringenoldus (oorspronkelijk van Elsevier’s Magazine, later Margriet) de opdracht: zoek een strip voor NieuwsNet. Dirk en ik kochten af en toe een exemplaar van het Franse blad Metal Hurlant en stonden dus bekend als de stripdeskundigen bij uitstek op de redactie. Den Boer zelf wilde zich zo weinig mogelijk met de strip bemoeien: ”Daar heb ik geen verstand van”, zei hij.

Ik stapte voor advies naar Frits van der Heide, destijds hoofdredacteur van Eppo, en kwam terug met twee opdrachten: bekijk de Doonsbury Tales van Jules Feiffer, en ga praten met Peter de Smet, want die is net met De Generaal gestopt en wil wat anders gaan doen. Doonsbury was een fantastische strip, maar veel te Amerikaans voor ons. Peter de Smet leek een aanzienlijk betere opening. Hij was erg geïnteresseerd in het benaderen van een meer volwassen publiek na Eppo en had daartoe een strip ontwikkeld over een kleine groep guerrillero’s in een niet met name genoemd, maar waarschijnlijk Zuid-Amerikaans land. Hij had al contacten met een dagblad; als ik me goed herinner de Volkskrant, maar het kan ook Het Parool geweest zijn. Voor NieuwsNet kon hij echter best een hele pagina per week verzorgen.  

peterdesmet

Dirk en ik nodigden hem uit om te komen praten in de toren van het Paroolgebouw aan de Wibautstraat in Amsterdam, waar de dummygroep toen gevestigd was. Het werd een vruchtbaar gesprek. Peter zag het best zitten, over de prijs waren we het snel eens en hij ging aan de slag. Na de eerste platen werd er wat heen en weer gepraat en op ons advies werden ze van een wat politieker inhoud voorzien. De nieuwe versies waren al een stuk leuker. Nog niet helemaal in het spoor, wel een goed eind in de richting.

De rest van de redactie (inmiddels snel groeiend naar oorlogssterkte, met de datum van het eerste nummer in het nabije verschiet) reageerde wat lauw. Ook Jacques den Boer was niet erg enthousiast. Voor Peter de Smet, Dirk Ringenoldus en voor mij trad toen wat de strip betreft, de grote stilte in. Den Boer werd vervolgens toch zelf actief op het stripgebied. Ten slotte kwam hij dan ook met een soort hogehoedentruc. Het konijn dat eruit tevoorschijn kwam, was Anone, pseudoniem van Martin Šimek, een uit Tsjecho­slowakije afkomstige Amsterdammer. In NRC Handelsblad had hij af en toe enigszins grappige krabbeltjes gemaakt, voorzien van cynische teksten. Hij had Jacques den Boer laten weten dat hij wel geïnteresseerd was in het invullen van de wekelijkse strip in NieuwsNet. Naderhand las ik in een interview met Martin in het Parool dat Den Boer antwoordde dat hij maar wat moest komen laten zien. Šimek had totaal geen tekeningen in portfolio en heeft vlak voor het gesprek talloze vellen papier volgekrabbeld.

Erg lang heeft hij het als Anone bij NieuwsNet trouwens niet uitgehouden, omdat er ten slotte naast Den Boer niet één redacteur meer te vinden was die zijn tekeningen leuk vond. Zijn pagina werd toen vervangen door een zouteloze verzameling politieke prenten uit de wereldpers. Geleverd door... persbureau Vandaag, zodat Joop Lücker via een omweg toch nog aan z'n trekken kwam.

In ieder geval is NieuwsNet het eerste blad geweest dat afleveringen van Peter de Smets De Bevrijders heeft gepubliceerd. Al was het dan alleen in dummy's, proefexemplaren voor intern gebruik . Die dummy's werden gedurende ongeveer een halfjaar voor het eerste echte nummer van NieuwsNet voor intern gebruik gedrukt in oplagen van circa honderd stuks. Soms werd er iets mee gedaan voor opiniepeilingen, meestal waren ze echter uitsluitend bedoeld als vingeroefening voor de redactie.

Peter de Smet tekende drie grappen voor NieuwsNet


Peter tekende drie grappen voor NieuwsNet: de ‘Zeeslag-grap’, de ’Sleutelhanger-grap’ en de ‘Handgranaat-grap’. Omdat al snel duidelijk werd dat Peter niet de weekstrip voor het blad zou gaan maken, werd er bij het samenstellen van de dummy's geen bewuste keus uit de drie platen gedaan. De 'Zeeslag-grap' is in één dummy gebruikt (die nooit gedrukt werd, er werden slechts vijf zgn. ozalids, een soort zwartproeven, van gemaakt); de Sleutelhanger-grap één, misschien twee keer, terwijl de Handgranaat-grap zeker boven op de stapel lag, want die is in minstens vijf dummy's (gedrukte dummy's en ozalids) terug te vinden.

Toen NieuwsNet de markt opging en de definitieve striptekenaar uit de hoge hoed kwam, moest Peter de Smet nog ingelicht worden. Ik heb hem gebeld om hem te vertellen wat hij op dat moment natuurlijk al op z'n klompen aanvoelde, en hem ook excuses aangeboden voor de gang van zaken.

Niet alleen als stripmedium miste NieuwsNet een kans. Ook de journalistieke invulling van het blad was zeker niet interessant genoeg. Anderhalf jaar en vele miljoenen guldens na het eerste nummer verdween het blad van de markt.

De Bevrijders kreeg nu zijn echte start in 1984 in Titanic, maar verdween daaruit zelfs nog voor de ondergang van dat roemruchte stripblad in 1989. Kort daarna beleefde de strip opnieuw een herlancering, nu in Kuifje als Viva Zapapa, die het tot 1992 volhield.

Peter De Smet overleed in 2003, maar leeft nog altijd voort in de collectieve herinnering als een van de grote Nederlandse striptekenaars. Het blad NieuwsNet daarentegen lijkt door iedereen vergeten.

anone1979

Dit artikel is een bewerking van een verhaal dat ik in 1984 schreef voor het stripvakblad Striprofiel. 
Dit is het laatste deel in een serie van vier over mijn belevenissen bij het verdwenen blad NieuwsNet


 

 

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum