kermiszaandam1955-2Vandaag barst in Zaandam het kermisgeweld los. Onschuldig vermaak? In mijn jeugd loerde op de Zaandammer kermis de Satan. Bijna waren Herman en ik in zijn klauwen gevallen. Gelukkig was er een onbekende broeder die ons redde. Hoewel, gelukkig? We werden gewoon verraden.

Iemand moet ons verraden hebben, want toen we thuis kwamen, werden we meteen op het matje geroepen.

Herman en ik waren de beste vrienden. We zaten bij elkaar in de klas, na schooltijd speelden we bij elkaar en op verjaardagen van familieleden zagen we elkaar weer, want we waren nog neven ook. Op de terugweg uit school waagden we ons soms over het levensgevaarlijke Hanepad om langs te gaan bij Opoe Rozema aan de Zuiddijk. Ze schilde een appeltje voor ons en luisterde genietend naar onze verhalen. We beseften niet eens hoe ze ervan genoot. Nadat we twee dagen achter elkaar bij haar langs waren geweest, lieten we haar de derde keer links liggen. De appeltjes, die opoe alvast had geschild in afwachting van onze komst, kleurden langzaam bruin.

kermiszaandam1955-5Wanneer dat precies geweest is, weet ik niet meer. Het zal wel niet die dag zijn geweest dat Herman en ik werden verraden. Die dag is om een andere reden in mijn herinnering gebleven. Kermis in Zaandam! Het was een machtige, indrukwekkende gebeurtenis. De kramen en attracties stonden op de Gedempte Gracht, helemaal tot aan het kantoor van de marktmeester. Als je dan verder liep over de Dam en de Wilhelminabrug, kwam je op de Burcht, waar het feestgewoel pas echt begon. Botsautootjes, suikerspinnen, een griezeltent, allerlei soorten draaimolens, en niet te vergeten het reuzenrad, een gigantisch draaiend wiel dat ’s avonds verlicht was en dat je al kon zien als je met de trein vanuit Amsterdam het station Zaandam naderde. De muziek schetterde, het was oorverdovend en heel Zaandam was er een week lang te vinden.

Heel Zaandam, behalve wij.

Voor Herman en voor mij, voor mijn broers, mijn ooms en tantes, zo’n beetje onze hele schoolklas, eigenlijk voor iedereen die wij kenden, was de Zaandamse kermis verboden gebied. Al weken van tevoren werd in de Zuiderkerk vanaf de kansel bekendgemaakt dat tijdens de kermisweek weer de traditionele straatprediking zou plaatsvinden. In de Damstraat, tussen het stuk kermis op de Gedempte Gracht en het deel op de Burcht, stond strategisch een prediker opgesteld. Hoewel zijn woorden niet zozeer voor ons waren bedoeld – wij waren immers al bekeerd – werden wij wel opgeroepen naar de straatprediking te komen. De bedoeling was dat passerende kermisgasten dan nieuwsgierig zouden blijven luisteren. Misschien werden ze niet meteen bekeerd, maar elke minuut dat zij minder aan het kermisvertier zouden blootstaan, was winst.

Rob Martin Herman

Niet wetende dat zij tussen broeders en zusters in de Here Jezus stonden, stonden inderdaad sommige passanten stil, tuk op een goochelaar of een andere kermisklant die hen misschien zou proberen te verleiden om te vechten tegen de sterkste man van de wereld. Tot ze al snel achter de waarheid kwamen, “kom mee, Jan, ’t is maar een dominee”, en veder liepen naar het kermisgewoel.

Ik hield me vast aan de jas van mijn vader en probeerde tussen de achterhoofden en hoeden een glimp op te vangen van de dappere hageprediker. In werkelijkheid trokken ook aan mij de verlokkingen van de kermis veel sterker dan het Evangelie. Mijn vader kon me trouwens niet erg goed uitleggen wat Satan op de kermis in zijn schild voerde. Het ging over dronkenschap, vechtpartijen en het verbrassen van geld – allemaal zaken die heel erg ver van mij vandaan stonden. Op school vocht ik wel eens met een jongen uit de klas, maar geld had ik sowieso niet en drank was er nooit in huis. Als er een verjaardag naderde, kocht mijn vader soms een half flesje bessenjenever, en op Nieuwjaarsdag schonk Opoe de fles wijn leeg die op Nieuwjaarsdag van het jaar daarvoor was opengemaakt. Als op dinsdagmiddag de winkel dicht ging, maakten wij wel eens van de gelegenheid gebruik door nieuwe kleren te kopen bij C&A of Lampe in Amsterdam. Daarna streken we vaak neer op een terras aan het Damrak waar ik een sorbet kreeg en mij vader een glas bier bestelde, dat hij met zichtbaar welbehagen in twee, drie teugen naar binnen klokte.

kermiszaandam1955-3Herman en ik hadden afgesproken samen naar de kermis te gaan. Het zou niet opvallen, als we maar om halfzes thuis waren voor het warme eten. We wandelden op onze vrije woensdagmiddag richting de Burcht en keken daar onze ogen uit. Er waren kramen waar je kon schieten, je kon een kaartje kopen voor een karretje in een draaimolen waar na een tijdje een kap overheen ging zodat je in het donker zat. We keken genietend naar de botsautootjes en vergaapten ons bij de achtbaan en het reuzenrad, waar lange rijen mensen stonden te wachten om zich voor een gulden – een gulden!! – hoog boven Zaandam te laten ronddraaien. Niet dat Herman en ik dat zelf zouden durven, maar de gedachte aan die gulden verbijsterde ons. Daar moest mijn vader wel tien pakjes sigaretten voor verkopen, een halfuur in de winkel staan.

Vol van alles wat we hadden gezien, liepen we terug naar huis. Maar zodra ik binnen was, rook ik onraad. Mijn vader had me door.

“Waar ben je geweest?”, wilde hij weten. Dat vroeg hij nooit.

“Nou, gewoon, niks. Bij Herman geweest.”

Hij speelde met me, zoals een kat speelt met een muis die ze gevangen heeft. Na nog twee, drie vragen had hij me in een hoek gedreven en speelde hij zijn troefkaart uit: “Jullie zijn op de kermis geweest.” Een broeder van de kerk had ons gezien, zijn christenplicht gedaan en mijn vader opgebeld om ons zodoende te trachten te redden uit de klauwen van Satan.

Dat was al erg genoeg, nog erger was dat ik erover had gelogen, zei mijn vader. Het schuldbesef dat ik voelde, kon niet groter zijn. 


 

Naschrift:

Mijn neef Herman Roode is in 2017 op 70-jarige leeftijd overleden.

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum