redactie-koogDe teloorgang van de dagbladen voltrekt zich in hoog tempo. Vooral met de regionale kranten gaat het slecht. Het doet me pijn. Ik ben er mijn loopbaan als journalist begonnen en geëindigd. Herinneringen aan mijn eerste krant, dagblad De Zaanlander.

Veel bescheidener dan bij De Zaanlander kon mijn start in de journalistiek niet zijn.

Officieel was in 1966, toen ik er begon als leerling-verslaggever, de oplage een zuinige 5.000 exemplaren, tegenover de 25.000 waarmee de grote concurrent De Typhoon op zijn voorpagina geurde. Maar als de laatste treinbrief was vertrokken naar de centrale redactie in Alkmaar, met de laatste foto’s, raadsverslagen, koppenbriefjes en lijsten voor de krant van morgen, en als Wim Harwijne in de redactie-kever was gestapt op weg naar huis in Westzaan – als wij, de belhamels van de redactie, waren achtergebleven, dan wisten wij in de onderste la van Fred Musman, de boekhouder, de staten wel te vinden met de meest recente opgave van het lezersbestand. Het getal rechtsonder gaf nooit een cijfer weer dat in de buurt kwam van 5.000. Het was eerder 4.000 en zat ook wel eens daaronder.

“Alkmaar houdt de editie Zaan alleen maar aan om adverteerders een bereik voor heel Noord-Holland te kunnen bieden”, wist Han de Jong. “En om toch een voet tussen de deur te houden in de Zaanstreek”, voegde Jan Piet daaraan toe.

Wie las er nou De Zaanlander? Vooral oude mensen. Mijn opa en oma bijvoorbeeld. Die kenden de krant nog van de vooroorlogse tijd. De krant had een flinke foto van hen afgedrukt toen zij zestig jaar getrouwd waren. Op die foto lag De Zaanlander uitgespreid voor hen op tafel, in het bijschrift werd grappig opgemerkt dat het lange huwelijksgeluk misschien mede aan het lezen van De Zaanlander was te danken. Kortom, helemáál serieus kon je De Zaanlander niet nemen.

Het enige wat ik van Harwijne leerde, was werken met de ‘koppenbijbel’


Wij, de verslaggevers, waren een stel jonge jongens. De Jong, een vijftiger, was de oudste redacteur en misschien plaatsvervangend chef, al lag die titel niet echt vast en nam hij alleen maar Wim Harwijne tijdens zijn vakantie waar als daar expliciet om gevraagd werd. Terwijl Harwijne nooit van zijn bureaustoel af kwam, reed Han op zijn Kaptän Mobylette de hele streek door. Hij was raadsverslaggever nummer één: hij deed de raden van Zaandam en Wormerveer, de belangrijkste van de tien gemeenten die samen de Zaanstreek vormden. De kleinere waren alleen voor ons als Han het te druk had of als er meer raadsvergaderingen tegelijk waren. In de loop van vier jaar Zaanlander heb ik ze alle wel bijgewoond, maar ik had er uiteindelijk maar een paar die tot mijn portefeuille behoorden. Jisp, een dorp van nauwelijks duizend inwoners, was een daarvan. Die raad was leuk om te doen. Er waren twee wethouders, vijf raadsleden en natuurlijk een burgemeester. Het publiek zat pal achter de raadsleden en de pers net zo dichtbij, maar met een wat beter uitzicht.

Het was een passieve manier van journalistiek bedrijven. De jaren zestig mochten Nederland overspoeld hebben, de manier van raadsverslaggeving rook nog stevig naar de jaren vijftig. Wandelgangen waren er niet. Raadsleden sprak je nauwelijks, geen van hen werd van tevoren benaderd om uit te horen over belangrijke kwesties.

stoomdrij

solli-zaanlanderVan redactiechef Harwijne heb ik weinig geleerd. Ik had kennis met hem gemaakt op een avond in april 1966, in de redactieruimte die was gevestigd in het gebouw van de Zaanlandse Stoomdrukkerij aan de Stationsstraat in Koog aan de Zaan, niet ver van mijn geboortehuis en tegenover het station Koog-Zaandijk. Ik belde aan bij een loket in het halletje en mocht tegenover meneer Harwijne gaan zitten in een kamertje naast de piepkleine kantoorruimte die redactie en administratie van De Zaanlander met elkaar deelden.

Harwijne bracht me naderhand nog wel thuis in de koppenbijbel, ‘De Vrouw van het Jaar’. Een versleten drukproef waarin alle lettersoorten en korpsen waren weergegeven die de Zaanlander kon gebruiken. Mijn eerste opdracht was het overtikken van duivenberichten, die in die tijd nog een vast nummer in de krant waren. ZO VLOGEN DE DUIVEN, hoorde daarboven te staan. 14 punts, kapitaal. Dankzij de koppenbijbel kon je uittellen dat dat precies paste.

De koppen tikte je op een koppenbriefje, een klein blanco papiertje waarop je tevens de gewenste grootte vermeldde. In de hoek schreef je een grote Z, wat stond voor de editie Zaan.

Rijkes bleef meestal een tijdje hangen, in de hoop op een praatje


Je verslagen schreef je op lange vellen grauw krantenpapier. Doorslagen werden niet gemaakt. Als je klaar was, gaf je je verslag, met koppenbriefje, aan Harwijne. Die las het vluchtig door, streepte je naam erboven door en legde het op een stapeltje op zijn bureau.

zaanlanderkoog1Het wachten was nu op fotograaf Frits Rijkes. Als die binnenkwam, bladerde Harwijne een beetje gemelijk door zijn aanbod. Hij koos een paar foto’s uit en schoof de rest zonder commentaar terug. Frits bleef nog een tijdje hangen in de hoop op een praatje. Harwijne reageerde daar maar zelden op en keek hem het liefst de deur uit. Frits kreeg 25 gulden voor elke geplaatste foto.

Als de stapel kopij en foto’s op Harwijnes bureau hoog genoeg was naar zijn zin, ’s avonds meestal tegen halftien, werd de inhoud in een grote bruine envelop gedaan, met het voorgedrukte adres van de centrale redactie in Alkmaar erop. Harwijne plakte er een treinzegel op en een van ons stak daarna de Provincialeweg over en liep het perron op om de treinbrief liefst persoonlijk aan de conducteur ter hand te stellen. Ondertussen belde Harwijne met ‘Alkmaar’ met de melding dat met de trein van halftien een treinbrief was verstuurd. In Alkmaar werden de verslagen en koppen in lood gezet en van de zwart-witfoto’s plastic clichés gemaakt met een zeer grof raster. Ten slotte bouwde de opmaker er in een groot metalen raam een krantenpagina van, die verder ging het technisch procedé in. Van computers had in die tijd niemand nog ooit gehoord.

handejong brommer

Ik vond mijn nederige werk bij De Zaanlander niet erg. Ook het bijhouden van het fotoarchief niet: alles wilde ik leren. Onze foto’s moesten worden uitgeknipt en genummerd en in een boek geplakt. Als de clichés van de foto’s terugkwamen uit Alkmaar, maakte ik enveloppen met daarop hetzelfde nummer als in het boek. Daarin gingen foto plus cliché. De enveloppen borg ik vervolgens op in het archief, op de zolder van het pand van de Stoomdrukkerij waar de redactie was gehuisvest. Een systeem dat uitmuntte door helderheid en eenvoud en dat perfect werkte. Als je ’s avonds een foto nodig had uit het archief, moest je een levensgevaarlijke tocht maken over een onverlichte zolder, met de kans dat je in het open gat van de goederenlift donderde en je nek brak.

De redactie van De Zaanlander bestond uit een man of zeven, een behoorlijk aantal voor een krant van minder dan 5.000 abonnees. ‘Sterverslaggever’ was Han de Jong. De sport werd gedaan door een jongen van mijn leeftijd, Ron Couwenhoven. De enige journalist die ik ooit met tien vingers heb zien blindtypen. Hij ging zondag afwisselend naar ZFC en KFC, de twee Zaanse semiprof-voetbalclubs, die om en om uit en thuis speelden, de ene in de Eerste Divisie A, de andere in de Eerste Divisie B. De rest van de redactie hielp die avond met het verzamelen van uitslagen en het bewerken van sportverslagen van correspondenten. De enige vrouwelijke verslaggever, Mary Renooij, hielp daaraan net zo hard mee als de anderen. Mary was een mooie, jonge meid, die een uitstekend verhaal kon schrijven. Meehelpen bij het doorgeven van sportverslagen mocht ze wel, maar naar een gemeenteraad, dat zat er niet in. Dat kon in Harwijnes ogen een meisje niet aan, en raadsleden zouden er zeker over klagen. Pas na veel zeuren mocht zij er na een paar jaar wel eens heen.

zaanlandercouwenhovenAndere collega’s waren Fred Voorbergen, Albert Meester, Hans Woudstra en Coo Dijkman. Coo was een ex-klasgenoot van me van het Zaanlands Lyceum. Samen met Hans Woudstra en Ron Couwenhoven kwam hij later terecht op de sportredactie van De Telegraaf, waar ze gedrieën de ‘Zaanse maffia’ werden genoemd.

Als Wim Harwijne ’s avonds terug naar Westzaan reed, haalden wij de speelkaarten te voorschijn om te klaverjassen, soms tot wel half vier, zodat ik pas in de ochtendschemering naar huis reed. Geregeld liftten we diep in de nacht naar het etablissement Kwartje Koffie in Heiloo voor een uitsmijter of biefstuk brood. Een paar keer deden we dat met het bestelbusje van de Stoomdrukkerij. Als het geregend had, lapten we het bij terugkomst eerst zorgvuldig schoon alvorens naar huis te gaan.

Of we haalden bier en patat en discussieerden over de krant. Op al dit soort sessies leerde ik het meest van het vak. Over hoor- en wederhoor. Dat de krant een ‘meneer’ was: je moest je als verslaggever netjes gedragen en er dus ook altijd netjes uitzien, maar ook de krant moest in de keuzes en woordgebruik beschaving uitstralen.

Door onze aanwezigheid hielden we de concurrentie scherp


Wat was de journalistieke betekenis van De Zaanlander? In de tijd dat ik er werkte, stelde deze kleine krant niet zo veel voor. Een verhaal kreeg pas impact bij bestuurders en bevolking als het in De Typhoon had gestaan. De Typhoonredactie maakte daar ongepast gebruik van door gesprekspartners onder druk te zetten: als u ook met De Zaanlander praat, schrijven wij er niet meer over. Daar konden wij weinig tegenover stellen.
Journalistiek gezien was er felle competitie tussen de twee regionale kranten, die wij natuurlijk, gezien al het bovenstaande, bijna altijd verloren. (Er was nog een concurrent trouwens, maar die stelde heel weinig voor: de Zaanse editie van Het Vrije Volk, met nauwelijks duizend lezers. De eenmansredactie zat in een rommelig hok boven de AP-boekhandel aan de Dam in Zaandam.) Zeker is dat wij door onze aanwezigheid de concurrentie scherp hielden. Er waren echter ook gedenkwaardige primeurs. Jan Prins ontdekte de Joegoslavische beeldhouwer Slavomir Miletic en wijdde vele verhalen aan de ‘zaak-Miletic’, nadat de gemeente Zaandam een bij hem besteld beeld niet wilde afnemen. Hij schreef een reeks spraakmakende artikelen over de Mobil Oil-raffinaderij aan het Noordzeekanaal, die volgens hem de kwartiermaker was van veel andere zware industrie – die er nooit is gekomen.

zaanlander-zoekerDe Zaanlander schreef als eerste over de fusie van FC Zaanstreek met Alkmaar ’54, waaruit voetbalclub AZ’67 ontstond (in koppen in De Typhoon hardnekkig vermeld als ‘Alkm./Zaanstreek’, hoewel de club in Alkmaar speelde). Ik maakte een reeks artikelen over een groep bewoners van Wormer die verdacht werden van het wegpesten van een oude man.
Belangwekkende beschouwende verhalen over ontwikkelingen in de streek herinner ik me nauwelijks. Directeur Evert Smit fluisterde die Han de Jong wel eens in het oor. De Zaanlander was een krant in de marge, waar je je gang kon gaan, doordat Wim Harwijne als chef incompetent was. Wij evalueerden zelf elkaars artikelen. Het heeft er echter ook toe geleid dat er stukken in de krant kwamen waar de honden geen brood van lustten. Harwijne gaf alles door, rijp en groen. Alles bij elkaar genomen was De Zaanlander geen beste krant. Maar ik heb er wel heel veel geleerd.

We praatten hier uren over. In het café na afloop van de dienst. In het redactielokaal. Bij elkaar thuis op verjaardagen. Ik zoog het allemaal op als een dorstige woestijn. Hier vond, bij die bescheiden Zaanlander, mijn journalistieke geboorte plaats.

Bij Dagblad De Zaanlander heb ik gewerkt van 1966 tot 1970. De krant maakte destijds deel uit van de Verenigde Noordhollandse Dagbladen (VND). In 1992 ging de krant samen met De Typhoon onder de nieuwe naam Dagblad Zaanstreek, na een fusie van de VND met uitgeversmaatschappij Damiate. Dagblad Zaanstreek is een editie van het Noordhollands Dagblad, dat wordt uitgegeven door HDC Media. De oplage bedraagt tegenwoordig 16.000 exemplaren.

 

Foto’s van De Zaanlander op Flickr

Andere aflveringen in de serie over regionale kranten waar ik heb gewerkt:

De Amersfoortse Courant was een meneer en zijn naam is Koopmans

Hoe De Gelderlander verdween van de Waal

 

Copyright © 2015-2024 Studio Martin Rep Bussum