walterop klasEen andere plaats, een andere tijd. Een andere naam. Meer dan tien jaar na een intiem moment sta ik opeens weer oog in oog met mijn lerares Frans.

logo

Het Zaanlands Lyceum bestaat dit jaar 150 jaar. Martin Rep besteedt in een aantal artikelen op deze site aandacht aan zijn persoonlijke historie van de school.

 

Jos Bouten legde de telefoon neer. Hij keek wat verstrooid om zich heen en toen naar de laatste woorden die hij had geschreven op het kopijpapier dat uit zijn schrijfmachine stak – het verslag van de vergadering van de Amersfoortse gemeenteraad van gisteravond.
Hij bladerde in zijn aantekeningen en leek verder te willen schrijven aan zijn verhaal. Maar toen keek hij mij aan. “Martin, er is een mevrouw aan de balie van Jeugd en Muziek. Of van het Amersfoorts Jeugd Orkest.” Hij las de krabbels terug die hij net had gemaakt en keek toen op de klok. De deadline voor zijn verslag was al een halfuur verstreken.
Ik had geen verdere aansporing nodig, trok mijn jasje aan en liep het redactelokaal uit. Het was mei 1971; ik was, na chef Jos Bouten, de tweede man op de stadsredactie van de Amersfoortse Courant. Maar toen ik de trap afliep naar de hal van het krantengebouw en de mevrouw zag die op een stadsredacteur zat te wachten, was ik opeens terug in de winter van 1960.

Jeugd en Muziek

Ik woonde weer in Zaandam. Die ochtend was ik steenkoud op school aangekomen. Sneeuw hadden we nog niet gezien, maar ik had mijn wanten vergeten. Toen ik mijn fiets in de stalling zette van het lyceum aan de Westzijde, blies ik op mijn vingers om ze een beetje warm te krijgen. De bel ging, eerste uur Frans, lokaal 1C, direct voorbij de toiletten op de begane grond. Juf Walterop zat al achter haar tafeltje in de klas. Een blozende, volslanke verschijning, een vreselijk leuke lerares. Ze vond het trouwens maar vreemd dat we ‘juf’ zeiden; onlangs op straat was ze door een leerling herkend en die had naar haar geroepen: “Hé juf”, alsof ze een kleuterleidster was.
Aan de andere kant hadden de leerlingen van de onderbouw, zoals wij, bij haar toch een streepje voor. Wat in de derde en de vierde klas onmogelijk was, deed ze met de eersteklassers: ze zong met ons Franse liedjes. Op de achterste bladzijden van ons dictaat noteerden wij de tekst van een immens populaire hit uit die tijd van Henri Salvador, het lied van de rups die verliefd wordt op de bij.

Une abeille un jour de printemps
Voletait, voletait gaiement
Sur la rose bruyère en fleur
Dont si douce est l'odeur.

De wijs was overbekend, de klas zong het lied uit volle borst. ‘Juf’ Walterop nam het moeilijke vijfde couplet met ons door, als we een stukje hoger moesten zingen – het moment dat de rups een vlinder gaat worden, zodat de onbereikbare bij toch het hof gemaakt kan worden.
Of we zongen het trieste A la claire fontaine, waarin een jongeling betreurt dat hij zijn geliefde een boeket rozen heeft geweigerd:

Il y a longtemps que je t'aime
Jamais je ne t'oublierai

dat pas jaren later buiten Frankrijk bekend zou worden dankzij Nana Mouskouri. ‘Juf’ Walterop had plezier in die manier van Frans geven, en wij keken uit naar de Franse les. Het was een welkome onderbreking van de wandelingen door Parijs in het lesboek ‘Tour de France’, en de moeilijke oefeningen in het bijbehorende werkboek ‘Pièces détachées’.

walterop

Vanochtend geen liedjes, maar saaie grammatica. De lerares sloot de deur en glimlachte, klaar om de les te beginnen. Wij, klas 1c, waren er nog niet helemaal aan toe, of we wilden wat tijd rekken, en maakten misbruik van het feit dat de temperatuur in de klas nog verre van behaaglijk was.
“Koud, juf!” riepen wij. Walterop legde het boek dat ze in haar hand had, terug op het tafeltje. “En français!”, zei ze. Iets buiten de orde doen, ça allait, maar dan wel als onderdeel van de les.
Il est froid, madame!” riep ik. De lerares liep naar mij: voorste bank, rechter rij, raamkant. “Non non, ce n’est pas ça”, zei ze. Meteen wist ik welke fout ik had gemaakt. “Il fait froid, madame”, corrigeerde ik mezelf snel. Om te illustreren hoe koud ik het wel niet had, blies ik nogmaals op mijn vingers.
Toen gebeurde het. Tot mijn verwondering nam zij mijn beide handen in haar handen. Op hetzelfde moment begon zij haar handen te gebruiken om die van mij warm te wrijven.
Ze hield het wel een minuut vol. “Ça va?”, vroeg ze ten slotte. Ik knikte maar van ja. De lerares nam nog een paar leerlingen onder handen voordat de les eindelijk begon.

‘Ik maak er een leuk verhaaltje van’

Ik liep naar de dame toe die in de hal zat te wachten. Ze stond op en stelde zich voor: “Mevrouw Adam.” Dus ze was met een meneer Adam getrouwd en voorzitster geworden van het Amersfoorts Jeugd Orkest. In ieder geval was ze nu zeker geen ‘juf’ meer, dacht ik bij mezelf, en ik moest haast grinniken. En dat liedjes zingen met de leerlingen van de onderbouw was kennelijk meer dan zo maar een hobby geweest.
Ik noemde mijn naam en keek haar scherp aan, maar niets wees erop dat die naam haar iets zei. Ze begon te vertellen over de activiteiten van het jeugdorkest, ik maakte aantekeningen en nam een stencil in ontvangst met meer informatie.
“Hartelijk dank”, zei ik, toen we elkaar een kwartier gesproken hadden. “Het is wel duidelijk zo. Ik maak er een leuk verhaaltje van.” We stonden op.
Zou ik haar nog vertellen dat ze mijn ‘juf’ Frans was geweest op het Zaanlands Lyceum, tien jaar eerder? Dat we liedjes hadden gezongen en dat ze op een koude winterochtend tijdens het eerste uur mijn handen had warm gewreven?
Ik liep met haar mee, hield de deur voor haar open en knikte nogmaals toen ze naar buiten liep. “Dank u wel meneer Rep, en tot ziens”, zei ze, voordat ze weg wandelde.

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum